De 'tijdsbepaling-wanneer?'
 
[ 20·10·3·2 ]
 
Het tijdstip of de periode zelf worden aangeduid (situerend)
Er wordt een tijdstip of een periode aangeduid die met het nader bedoelde tijdstip of de bedoelde periode in verband staat (relationeel)

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina