Functies
 
[ 8·7·2 ]
 
1 Voornaamwoordelijke bijwoorden komen voor als zinsdeel of als zinsdeelstuk, met name in de functie van:

[1]  bijwoordelijke bepaling, bijv.:

(1) Waar denk je dat mee te betalen?
(2) Daardoor verraad je jezelf.
(3) Leg het daar maar bij.
(4) We willen er geen geld aan besteden.

In de functie van bijwoordelijke bepaling kan een voornaamwoordelijk bijwoord ook geïncorporeerd worden in een door met ingeleide constituent ; regionaal (in België) wordt hier een voorzetsel in plaats van een voornaamwoordelijk bijwoord gebruikt. Vergelijk bijv.:

(5a) Ik wil alleen koffie met suiker erin.
(5b) Ik wil alleen koffie met suiker in.   <regionaal>
(6a) Er worden nieuwe postzegels uitgegeven met de koning erop.
(6b) Er worden nieuwe postzegels uitgegeven met de koning op.   <regionaal>

Betreft de met-constructie echter een relatie persoon-kledingstuk, dan wordt ook in de standaardtaal een voorzetsel gebruikt, bijv.:

(7a) Kinderen met van die leuke hoedjes erop.   <<uitgesloten>>
(7b) Kinderen met van die leuke hoedjes op.
(8a) Meisjes met fleurige jurken eraan.   <<uitgesloten>>
(8b) Meisjes met fleurige jurken aan.

Een geval waarin een voornaamwoordelijk bijwoord vereist is en één waarin dat juist niet zo is, kunnen gecombineerd voorkomen, bijv.:

(9) Ze liet me een foto zien met kinderen erop met van die leuke hoedjes op.



[2]  meewerkend voorwerp, bijv.:

(10) De instantie waaraan we onze beslissing kenbaar hebben gemaakt, heeft tot dusver niet gereageerd.



[3]  voorzetselvoorwerp, bijv.:

(11) Waar bemoei jij je eigenlijk mee?
(12) Denk er in het vervolg maar wat eerder aan.
(13) Daar hadden ze echt niet meer op gerekend.



[4]  nabepaling bij een substantief of een equivalent ervan (= zinsdeelstuk; ), bijv.:

(14) Het leuke ervan is dat we het niet gemerkt hadden.
(15) Meer mededelingen daaromtrent zijn te lezen in ons clubblad.
(16) Het huis hiertegenover is gekraakt.
(17) De weg daarheen is lang.
(18) Het resultaat daarvan was dat de eenheid binnen het team ver te zoeken was.



 
2 Een aparte positie nemen de onbepaalde voornaamwoordelijke bijwoorden in, doordat ze niet als één constituent beschouwd kunnen worden. Dat blijkt bij een vergelijking met de andere voornaamwoordelijke bijwoorden, die wel als zodanig beschouwd kunnen worden: die kunnen namelijk als één zinsdeel op de eerste zinsplaats staan, wat bij de onbepaalde voornaamwoordelijke bijwoorden niet mogelijk is. Vergelijk:

(19a) Daarom moest Luuk hartelijk lachen.
(19b) Overal om moest Luuk hartelijk lachen.   <<uitgesloten>>
(19c) Overal moest Luuk hartelijk om lachen.

Vergelijk ook nog:

(20a) Pia werd daarvan het slachtoffer.
(20b) Pia werd nergens van het slachtoffer.   <<uitgesloten>>
(20c) Pia werd nergens het slachtoffer van.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina