Met ingesloten antecedent
 
[ 5·8·5·5·ii ]
 
1 Het betrekkelijk voornaamwoord wat met ingesloten antecedent heeft de waarde van de combinaties dat wat of datgene wat, waarin het antecedent geëxpliciteerd is door middel van een aanwijzend voornaamwoord (dat, datgene). Vergelijk:

(1a) Wat overblijft na het raffinageproces, heet pulp.
(1b) Dat(gene) wat overblijft na het raffinageproces, heet pulp.
(2a) Wat jij zegt, is voor mij niet belangrijk.
(2a) Dat(gene) wat jij zegt, is voor mij niet belangrijk.

Heeft de betrekkelijke bijzin een algemene betekenis, dan kan die versterkt worden door toevoeging van al:

(2c) Al wat jij zegt, is voor mij niet belangrijk.

Terwijl wie met ingesloten antecedent naar personen in het algemeen verwijst , kan het overeenkomstige voornaamwoord wat ook naar een bepaalde, specifieke zelfstandigheid verwijzen. Vergelijk (3) met (4) en (5) met (6):

(3) Wat op die stoel daar ligt, is niet van mij.
(4) Wie op die stoel daar zit, ken ik niet.   <<uitgesloten>>
(5) Wat u bedoelt is er niet meer bij tegenwoordig.
(6) Wie u bedoelt is al eens werkzaam geweest op dat gebied.   <<uitgesloten>>

(In plaats van wie moet in (4) en (6) die gebruikt worden .)
     De hier besproken zinnen met wat komen ook voor in pseudo-gekloofde zinnen waarvan het achteropgeplaatste element niet-personen noemt:

(7) Wat in de soep viel, was een vlieg.
(8) Wat ik in werkelijkheid zag, waren duikboten.


 
2 Ten slotte verdient nog vermelding dat een betrekkelijke bijzin met ingesloten antecedent niet met een voorzetsel kan beginnen; in de plaats daarvan gebruikt men een voornaamwoordelijk bijwoord; vergelijk (ter verduidelijking is in (9b) en (9d) het antecedent geëxpliciteerd):

(9a) Over wat jij piekert, interesseert mij niet.   <<uitgesloten>>
(9b) Datgene over wat jij piekert, interesseert me niet.   <<uitgesloten>>
(9c) Waar jij over piekert, interesseert me niet.
(9d) Datgene waarover jij piekert, interesseert me niet.

Anders is dat bij een zin als:

(10a) Je moet nooit piekeren over wat nog komen moet.
(10b) Je moet nooit piekeren over datgene wat nog komen moet.

Hier maakt het voorzetsel over geen deel uit van de betrekkelijke bijzin, wat blijkt bij explicitering van het antecedent. Opmerking


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina