|
|
Verwijzing naar personen en niet-personen met mannelijke, respectievelijk
vrouwelijke vormen
|
[ 5·2·5·2·1 ]
|
a |
De keuze tussen de mannelijke en vrouwelijke vormen van de persoonlijke
voornaamwoorden van de derde persoon wordt bij binnentekstelijke verwijzing
bepaald door het genussysteem dat men toepast. (Informatie over de
toepassing van het traditionele driegenerasysteem kan men vinden in de
Woordenlijst Nederlandse taal (1995, blz. 41-43).) Bij
buitentekstelijke verwijzing kan men desgewenst ook naar het natuurlijke
geslacht van de referent verwijzen. Zie voor binnen- en buitentekstelijke
verwijzing
.
|
|
b |
De hieronder volgende informatie heeft speciaal betrekking op de verwijzing
door persoonlijke voornaamwoorden.
|
·
De gereduceerde niet-onderwerpsvormen van het vrouwelijk enkelvoud '
r en d'r kunnen in principe alleen naar personen
verwijzen, de vorm ze naar personen en (
geografisch bepaald
; zie daarover
en
) ook naar zaken. Vergelijk:
|
(1a)
|
(Waar is Lia?) Heb je ze ergens gezien?
|
|
(1b)
|
(Waar is Lia?) Heb je d'r ergens gezien?
|
|
(2a)
|
(Waar is die pan?) Heb je ze ergens gezien?
|
|
(2b)
|
(Waar is die pan?) Heb je d'r ergens gezien?
<<twijfelachtig>>
|
Bij verwijzing naar vrouwelijke personen is de voorkeur voor 'r/d'
r of ze in de
verschillende delen van het taalgebied
niet hetzelfde. Globaal beschouwd kan men stellen dat d' r in
de (gesproken) standaardtaal in Nederland het meest voorkomt. De vorm
ze komt vooral in België voor.
·
De onbeklemtoonde volle vorm hij is in principe de enige
volle vorm die zonder meer gebruikt kan worden om naar niet-personen te
verwijzen. Vergelijk (3) met (4):
|
(3)
|
(Waar heb ik m'n auto ook weer geparkeerd?) O ja, hij staat
helemaal achteraan.
|
|
(4)
|
(Waar heb ik die pan ook weer gelaten?) O ja, zij staat op de
vensterbank.
<<twijfelachtig>>
|
Er zijn evenwel gevallen waarin de onbeklemtoonde volle
niet-onderwerpsvormen hem en
haar gebruikt worden om naar
niet-personen te verwijzen. Dit komt met name in
schriftelijk taalgebruik
voor, onder meer bij verwijzing naar de-woorden die
instanties, publiekrechtelijke lichamen en dergelijke aanduiden (vergelijk
, Opmerking 1); voorbeelden met haar
zijn:
|
(5)
|
De regering heeft niet gelet op de haar opgelegde beperkingen.
|
|
(6)
|
(De Taalunie is een intergouvernementele organisatie.) De Nederlandse en
de Belgische regering hebben haar in 1980 bij verdrag opgericht.
|
Verder kan haar gebruikt worden bij verwijzing naar zaken,
door mensen die een driegenerasysteem toepassen en vrouwelijke
substantieven als vrouwelijk behandelen, maar in hun idiolect niet de
gereduceerde vorm ze kennen (zie boven). Voorbeelden:
|
(7)
|
(De kiosk van het Concertgebouw is voor aanvang van het concert en in de
pauze geopend.) U kunt haar vinden in de zuidfoyer op de
begane grond.
|
|
(8)
|
(Deze tafel is nieuw in onze collectie.) U kunt haar kopen in
onze vestigingen in Arnhem en Amsterdam.
|
Iets vergelijkbaars geldt voor de volle onderwerpsvorm zij,
zoals in (4): ook deze vorm komt in de praktijk wel voor in
geschreven taal
. (Zie over de spelling ook
.)
|
In de hier bedoelde gevallen kunnen in plaats van persoonlijke meestal ook
aanwijzende voornaamwoorden gebruikt worden
.
|
|
|
|