Volle en gereduceerde vormen
 
[ 5·2·7 ]
 
1 De gereduceerde vormen zijn altijd onbeklemtoond. De volle vormen zijn vaak, maar niet altijd beklemtoond, en de klemtoon is niet altijd even sterk. Bij sommige persoonlijke voornaamwoorden bestaan geen afzonderlijke volle en gereduceerde vormen: hier kan dezelfde vorm gebruikt worden in posities waarin bij de andere voornaamwoorden alleen de volle of alleen de gereduceerde vorm voorkomt.
     Het persoonlijk voornaamwoord het komt alleen voor in posities die specifiek zijn voor de gereduceerde vormen.
     De volle vormen van de overige persoonlijke voornaamwoorden verwijzen in principe steeds naar personen of naar zelfstandigheden die als persoon worden voorgesteld (maar ); een uitzondering vormt hij, dat onbeklemtoond zonder meer ook naar niet-personen kan verwijzen. De gereduceerde vormen kunnen in het algemeen naar personen en niet-personen verwijzen. (Voor vollediger informatie met betrekking tot de persoonlijke voornaamwoorden van de derde persoon: .)
 
2 De volle vormen zijn verplicht in de volgende gevallen:

[a]  in tegenstellingen, bijv.:

(1) Hij bedoelt jou niet, maar Mark.
(2) Ik vind jouw verhaal veel geloofwaardiger dan dat van hem.



[b]  in een nevenschikking, bijv.:

(3) Brigitte en jij.
(4) Jij of Joris moet dat maar even opknappen.
(5) Hij en zij.



[c]  in vergelijkingen na de voegwoorden als en dan, bijv.:

(6) Ik geloof dat hij wat ouder is dan wij.
(7) Gert is niet zo handig in dat soort dingen als zij.



[d]  in aansprekingen, bijv.:

(8) Jij daar, kom eens even hier!



[e]  wanneer een persoonlijk voornaamwoord als reactie op een voorafgaande taaluiting fungeert, bijv.:

(9) A: Wie helpt er even met de afwas? B: Ik!
(10) A: Wie heeft dát nu weer gedaan? B: Zij!



[f]  meestal wanneer een niet-onderwerpsvorm als (deel van een) zinsdeel op de eerste zinsplaats fungeert, bijv.:

(11) (Aan) haar kun je zoiets wel toevertrouwen.
(12) Mij lijkt dat ze het best zonder 'm kunnen stellen.
(13) Op jou zullen we maar niet meer rekenen.
(14) Met hem kun je wel meegaan.

Na beklemtoonde, gewoonlijk plaatsaanduidende, voorzetsels kunnen echter meestal wel gereduceerde vormen gebruikt worden, bijv.:

(15) Náást 'm liep een kind met een ballon.
(16) Vóór me zag ik een gapende afgrond.

Een andere uitzondering is de verbinding me dunkt , waarin steeds de gereduceerde vorm me voorkomt.

[g]  wanneer de onderwerpsvorm van de derde persoon mannelijk enkelvoud op de eerste zinsplaats staat, bijv.:

(17a) Hij gelooft er niets van.
(17b) Ie gelooft er niets van.   <<uitgesloten>>

Vergelijk hiermee:

(18a) Zij gelooft er niets van.
(18b) Ze gelooft er niets van.



[h]  wanneer het persoonlijk voornaamwoord vergezeld gaat van een bepaling als

ook, zelfs

, enz., die expliciet op dat voornaamwoord slaat (anders gezegd: het als bereik heeft), bijv.:

(19) Ook jij zult wel eens van die dagen hebben waarop alles tegenvalt.
(20a) Zij hebben háár zelfs uitgenodigd.

Vergelijk met (20a) de volgende zin (met een ander bereik van zelfs en een andere zinsklemtoon):

(20b) Ze hebben 'r zelfs uítgenodigd.



[i]  na voorzetseluitdrukkingen en sommige voorzetsels, ongeacht hun positie in de zin, bijv.:

(21a) Allen verlieten de kamer, met uitzondering van hem.
(21b) Met uitzondering van hem verlieten allen de kamer.
(22) In tegenstelling tot haar heb ik wel een voldoende gehaald.
(23) Dat is volgens mij nog niet bewezen.
(24) Er was niemand buiten jou.



 
3 De gereduceerde vormen zijn verplicht in de volgende gevallen:

[a]  in het algemeen wanneer naar niet-personen verwezen wordt (voor nadere bijzonderheden: ); vergelijk:

(25a) (Over mensen: ) Ze staan hier al een hele tijd.
(25b) (Over mensen: ) Zij staan hier al een hele tijd.
(26a) (Over boeken: ) Ze staan hier al een hele tijd.
(26b) (Over boeken: ) Zij staan hier al een hele tijd.   <<uitgesloten>>



[b]  in zinnen met een naamwoordelijk gezegde waarin een persoon geïdentificeerd wordt , [c], bijv.:

(27) Is dat de bakker? Ja, dat is 'm.



[c]  in de zogenaamde ethische datief, waardoor een zekere emotionele betrokkenheid van de spreker bij het door de zin uitgedrukte tot uiting komt (alleen me en je komen voor); voorbeelden:

(28) Het is me wat moois.
(29) Wat zeg je me daarvan?
(30) En toen werd ie me toch kwaad!
(31) Dat is je wat!

Verder worden de gereduceerde vormen in gesproken taal meestal gebruikt als een persoonlijk voornaamwoord in onbeklemtoonde positie voorkomt. Volle vormen zijn in die positie echter niet uitgesloten; de volgende zinnen met ongeaccentueerd voornaamwoord (zie de klemtoontekens) klinken niet ongewoon:

(32) Ze hebben mij erover ópgebeld.
(33) En heb jij daar toen iets van gezégd?

De gereduceerde vormen (me, je) zijn echter minstens even gebruikelijk. In het algemeen klinkt een veelvuldig gebruik van volle vormen in onbeklemtoonde positie, wat nogal eens voorkomt bij mensen die het Nederlands niet als moedertaal spreken, nogal onnatuurlijk.
     Dit gebruik zal mede bevorderd worden door de spelling. Vaak wordt namelijk een volle vorm gespeld (en ook wel ten onrechte gelezen) waar in gesproken taal een gereduceerde vorm voorkomt (die ook gelezen zou moeten worden). Dit geldt in ieder geval voor de gereduceerde vormen ie, ' m, 'r, d'r, die zeer zelden geschreven worden, in mindere mate voor 'k en 't (bij het is er eigenlijk geen sprake van een gereduceerde vorm ), in nog mindere mate voor je, me, we en ze, maar ook deze laatste worden in geschreven taal wel door volle vormen vervangen. In de ANS worden in de paragrafen over voornaamwoorden die gereduceerde vormen kennen, in de voorbeeldzinnen waar daartoe aanleiding is, ook gereduceerde vormen gespeld; elders wordt de gebruikelijke spelling gevolgd. Dit alles geldt niet voor het voornaamwoord het, dat in gesproken taal geen 'volle vorm' kent en daarom zonder bezwaar steeds als het gespeld kan worden, en voor je, me, we en ze, die zonder voorbehoud in de hele ANS worden gebruikt.

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina