Verplichte ontkenning
 
[ 29·3 ]
 
1 Sommige woorden, uitdrukkingen of constructies, negatief polaire uitdrukkingen of constructies genoemd, kunnen uitsluitend gebruikt worden in een negatieve context, dat wil zeggen binnen het bereik van een negatie-element (zie ). Hiertoe behoren:

[1]  enkele werkwoorden en combinaties van werkwoorden zoals:

hoeven talen (naar) ('belangstelling tonen voor') kunnen verkroppen kunnen uitstaan kunnen luchten kunnen schelen het kunnen helpen en doorgaan ('gehouden worden')

Voorbeelden:

(1) Je hoeft het niet op te eten als je het niet lust.
(2) De hond taalde niet naar zijn baas.
(3) Hij kan haar niet uitstaan/luchten.
(4) Hij kon zijn woede niet verkroppen.
(5) Het kon hem niet schelen dat hij weer gezakt was.
(6) Hij kon het niet helpen dat hij slipte.
(7a) De vergadering gaat niet door.

Regionaal (met name in België) kan doorgaan wel zonder ontkenning gebruikt worden (zie (7b)). Ook in een nadrukkelijk bevestigende zin, zoals in (7c), kan doorgaan zonder ontkenning gebruikt worden (zie ook onder 2). Vergelijk:

(7b) De vergadering gaat door op woensdag 14 september.   <regionaal>
(7c) A: Ik hoorde van Jan dat de vergadering niet doorgaat. B: Nee hoor, de vergadering gaat wèl door.

Zie voor het verschil in gebruik tussen hoeven en moeten .

[2]  enkele vaste uitdrukkingen die gecombineerd zijn met geen en/of zonder, zoals:

geen spier vertrekken geen oog dicht doen geen mond open doen geen hand/vinger/poot uitsteken geen been hebben om op te staan er geen been in zien er geen spaan van heel laten er geen speld tussen krijgen geen vin verroeren geen woord kunnen uitbrengen

Voorbeelden:

(8a) Ze vertrok geen spier toen de dokter haar inentte.
(8b) Hij keek ernaar zonder een spier te vertrekken/zonder dat hij een spier vertrok.
(9) Ik heb vannacht geen oog dicht gedaan.
(10) Hij deed geen mond open tijdens het verhoor.
(11) Hij stak geen hand/poot/vinger uit bij de verhuizing.
(12) Ze heeft geen been om op te staan.
(13) Jan ziet er geen been in om met de boot naar Engeland te gaan.
(14) De vrouw liet geen spaan heel van zijn betoog.
(15) De advokaat kon er geen speld tussen krijgen.
(16) Het beest stond aan de waterkant zonder een vin te verroeren.
(17) Het kind kon van de schrik geen woord uitbrengen.



[3]  enkele vaste uitdrukkingen die alleen gecombineerd kunnen worden met niet als:

niet voor de poes niet pluis niet om aan te zien niet zo best door de bomen het bos niet kunnen zien niet veel soeps niet goed snik zijn/niet goed wijs zijn/niet goed bij z'n hoofd zijn

Voorbeelden:

(18) Die dame is niet voor de poes.
(19) Het was niet pluis in dat kasteel.
(20) Het schilderij was niet om aan te zien.
(21) Het ging niet zo best.
(22) We konden door de bomen het bos niet meer zien.
(23) Zijn betoog was niet veel soeps.
(24) Hij is niet goed snik/wijs/bij z'n hoofd.



[4]  het bijwoord van graad bijster; vergelijk:

(25a) Aan die zaak hebben we niet bijster veel overgehouden.
(25b) Aan die zaak hebben we bijster veel overgehouden.   <<uitgesloten>>



[5]  de bijwoordelijke uitdrukking ook maar; vergelijk:

(26a) Ze gaven hem geen kans om ook maar íets te stelen.
(26b) Ze gaven hem de kans om ook maar iets te stelen.   <<uitgesloten>>

Het hoofdaccent in een zin met de negatief polaire uitdrukking ook maar ligt na maar (in voorbeeld (26a) op iets). De uitdrukking ook maar fungeert als voorbepaling in een constituent waarvan de kern het hoofdaccent krijgt. In voorbeeld (26a) is ook maar dus voorbepaling bij iets (in de constituent ook maar iets). De negatief polaire uitdrukking ook maar moet onderscheiden worden van de opeenvolging van ook maar in zinnen als:

(27) Ik denk dat ik óók maar eens opstap.
(28) ANS-redacteuren zijn óók maar mensen.

In de zinnen (27) en (28) is er geen sprake van een negatief polaire uitdrukking ook maar en hoeft deze combinatie dus ook niet in een negatieve context gebruikt te worden. In tegenstelling tot de combinatie ook maar in (26a), is de opeenvolging ook maar in (27) en (28) geen voorbepaling. In deze gevallen draagt het woord ook het hoofdaccent van de zin.

[6]  de voegwoordelijke uitdrukkingen laat staan en laat staan dat. Deze moeten door een negatieve zin voorafgegaan worden (zie ). Vergelijk:

(29a) Hij kent niet eens Engels, laat staan Spaans.
(29b) Hij kent Engels, laat staan Spaans.   <<uitgesloten>>
(30) Men wilde nog niet op de bijzonderheden van de ramp ingaan, laat staan dat men de namen van de slachtoffers al vrij wilde geven.



[7]  de eerste zin van een balansschikking (zie ), bijv.:

(31) We waren nauwelijks thuis of het begon te regenen.


Opmerking 1


 
2 Afgezien van de balansschikking en de voegwoordelijke uitdrukkingen laat staan en laat staan dat is bij de meeste negatief polaire uitdrukkingen in 1 (met uitzondering van hoeven en bijster) de negatie niet verplicht in ja/nee-vragen en nadrukkelijk bevestigende zinnen. Vergelijk de volgende zinsparen:

(32) A: Was het schilderij niet om aan te zien? B: Ja, het was wél om aan te zien.
(33) A: Kon ik het helpen dat ik slipte? B: Ja, dat kon je wél helpen!
(34) A: Ik heb vannacht geen oog dicht gedaan! B: Ik heb gelukkig wél een oog dichtgedaan.
(35) A: Hij is niet goed bij zijn hoofd! B: Hij is wél goed bij z'n hoofd.

Ook zijn er nog een aantal andere contexten waarin negatief polaire uitdrukkingen zonder een negatie-element kunnen voorkomen. Hiertoe behoren:

·   retorische vragen, bijv.:

(36) Kon ik het helpen dat ik in slaap viel?
(37) Wie kan het nou wat schelen als ik thuisblijf?

Hiertoe behoren ook de indirecte retorische vragen als:

(38) Ze vroeg of het ook maar íemand iets kon schelen als ze thuisbleef.



·   voorwaardelijke bijzinnen, bijv.:

(39) Als we bij dit kabaal toch nog een oog dicht doen, mogen we van geluk spreken.
(40) Als je ook maar iemand ziet, moet je alarm slaan.



·   te + adjectief + om-zin of zin ingeleid door dan dat, bijv.:

(41) Hij is te moe om ook maar een stap te verzetten.
(42) Hij is te gierig dan dat hij ook maar iets wilde afstaan.



·   betrekkelijke bijzinnen zoals:

(43) Wie er ook maar iets van zei, kreeg straf.
(44) Voorstellen die ook maar enigszins goed waren, maakten al snel een kans.



·   bijzinnen ingeleid door zodra, bijv.:

(45) Zodra je een vin verroerde, was je erbij.



·   bijzinnen ingeleid door zolang, bijv.:

(46) Zolang hij nog een been heeft om op te staan, zal hij niet toegeven.



·   bijzinnen ingeleid door voorzover, bijv.:

(47) Die mevrouw daar zal alles toelichten, voorzover ze er ook maar enigszins verstand van heeft.



·   beknopte bijzinnen ingeleid door in plaats van, bijv.:

(48) In plaats van een poot uit te steken, stond hij alleen maar dom toe te kijken.



·   na dan in comparatieven, bijv.:

(49) Hij is sneller dan wie ook maar.



·   bijzinnen in het complement van negatieve werkwoorden, bijv.:

(50) Ik betwijfel of ik nog langer hoef te komen.
(51) Hij ontkende dat er ook maar iemand was geweest.

Opmerking 2



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina