|
|
Vorm
|
[ 26·7·3 ]
|
1 |
Een balansschikking bestaat uit twee zinnen met voor-pv, verbonden door
of, die niet omkeerbaar zijn, en waarvan de eerste een
'negatief element' bevat:
niet
geen
niemand
niets
nooit
nergens
nauwelijks
pas
weinig
, enz. (zie hiervoor:
).
|
|
2 |
Twee zinnen in balansschikking kunnen in hun geheel ondergeschikt gemaakt
worden en als zinsdeel(stuk) in een andere zin fungeren. De voorzin heeft
dan achter-pv, de of-zin houdt de voor-pv. Voorbeelden:
|
(1)
|
Het is een feit dat hij er niet aan twijfelt of alles komt in
orde.
|
|
(2)
|
Hij geloofde alles wat ze zei, zodat hij niet beter wist of ze was
een halve heilige.
|
|
(3)
|
Het was een man die nauwelijks op straat kon komen of alle meisjes
vlogen op hem af.
|
|
|
3 |
Naar de vorm zijn de mogelijkheden in de voorzin van de in
onderscheiden types [4], [5] en
[6] beperkt: in type [4] en [5]
kunnen vrijwel geen andere zelfstandige werkwoorden voorkomen dan die in de
gegeven voorbeelden; in type [6] zijn er nog wel enkele
variaties denkbaar, bijv.
het kan niet anders
ik weet niet beter/anders
ik dacht/vermoedde niet(s) anders
, bijv.:
|
(4)
|
Ik weet niet beter/anders of hij wordt voorzitter.
|
Voor de of-zinnen van deze types en voor de beide zinnen van
de types [1], [2] en [3] gelden
binnen de omschreven betekenisverhoudingen geen bijzondere beperkingen.
|
|
|
|