Conditionele aaneenschakeling
 
[ 26·1·1·1 ]
 
Zoals in de als-zin van het volgende voorbeeld:

(1a) Als je dat nog eens zegt, krijg je een pak slaag.

de voorwaarde wordt omschreven voor wat in de rompzin wordt uitgedrukt, zo noemt ook het eerste lid van de volgende aaneenschakelingen de conditie voor de situatie genoemd in het tweede lid:

(1b) Zeg dat nog eens en je krijgt een pak slaag.
(1c) Je zegt dat nog eens en je krijgt een pak slaag.

In het eerste lid wordt een hypothetische situatie omschreven, in de vorm van een advies of bevel; de situatie van het tweede lid moet als een gevolg daarvan beschouwd worden. Is dat gevolg voor de aangesprokene op een of andere manier nadelig (een pak slaag krijgen), dan is het advies of bevel ironisch bedoeld. De spreker wil duidelijk niet dat zijn advies wordt opgevolgd, want hij verbindt er een bedreiging mee. Andere voorbeelden:

(2) Ga één week niet naar de zaak en je zult zien hoe de boel verslonst.
(3) Je eet elke dag een slagroomgebakje en voor je het weet ben je dichtgegroeid.

Het gevolg hoeft echter niet nadelig te zijn, en het advies kan oprecht bedoeld zijn, blijkens de volgende zinnen:

(4) Studeer flink en je zult slagen.
(5) Lees de krant en je zal het allemaal begrijpen.
(6) Zoekt en gij zult vinden.
(7) Je hoeft maar te vragen en ik help je.
(8) Je trekt gewoon aan het touwtje en het deurtje gaat open.

De conditionele aaneenschakeling komt vooral voor in gesproken taal .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina