|
|
Algemene inleiding
|
[ 27·1 ]
|
1 |
Nevenschikkingen als (1a) en (1b) hebben
dezelfde betekenis:
|
(1a)
|
opmerkingen en aanmerkingen
|
|
(1b)
|
op- en aanmerkingen
|
In (1b) moet het taalelement op namelijk
verstaan worden als opmerkingen; in
geschreven taal
wordt dit aangeduid door een koppelteken.
De eenvoudigste manier om dit taalverschijnsel te beschrijven is
opmerkingen en aanmerkingen te beschouwen als een
volledige vorm, waarvan in op- en aanmerkingen iets is
weggelaten, namelijk merkingen, het identieke deel van de
beide substantieven waar het hier om gaat.
We noemen dit procédé samentrekking; deze
term wordt ook gebruikt voor het resultaat van het procédé (dus:
(1b) is een samentrekking van (1a)). Een
taalbouwsel waarop samentrekking toegepast wordt of kan worden, bestaat uit
twee of meer onderdelen (leden genaamd) die één of meer
identieke elementen bevatten. Samentrekking is dan het
weglaten van (een) dergelijk(e) element(en) in alle leden op één na.
In (1a) en (1b) hebben we te maken met twee
leden; in (2a) en (2b) met drie:
|
(2a)
|
prefixen, infixen en suffixen
|
|
(2b)
|
pre-, in- en suffixen
|
De elementen die overblijven in het lid of de leden waarvan identieke
bestanddelen weggelaten zijn (in (1b) op, in
(2b) pre en in) noemen we
restanten. Het met de restanten
corresponderende bestanddeel in het lid waarin geen weglating heeft
plaatsgevonden (in (1b) aan, in
(2b) suf), noemen we het
parallelle element.
Samentrekking kan beschouwd worden als een vorm van taalspaarzaamheid. Ook
kan er een stilistisch effect mee bereikt worden: het vermijden van de vaak
als storend ervaren herhaling van identieke elementen. Verder worden de
restanten en het parallelle element duidelijker ten opzichte van elkaar
afgetekend, waarbij contrastintonatie zich dikwijls opdringt.
|
|
2 |
Naar gelang van de aard van de leden onderscheiden we drie niveaus van
samentrekking.
We spreken van samentrekking op
woordniveau als de volledige leden woorden zijn en de
weggelaten elementen bijgevolg woorddelen. Voorbeelden zijn
(1) en (2). Deze samentrekking wordt
besproken in
.
Zijn de volledige leden constituenten die uit meer dan één woord bestaan,
en worden bestanddelen daarvan weggelaten (bijv. kern of bepalingen), dan
spreken we van samentrekking op
constituentenniveau. De volgende nevengeschikte
naamwoordelijke constituenten bijvoorbeeld hebben een identiek kernwoord:
|
(3a)
|
de witte jassen en de zwarte jassen
|
dat dan ook weggelaten kan worden in het eerste lid (bij weglating in het
tweede lid spreken we niet van samentrekking, maar van zelfstandig gebruik
van een adjectief; zie
):
|
(3b)
|
de witte (-) en de zwarte jassen.
|
Samentrekking op constituentenniveau wordt in
behandeld.
(Het teken '(-)' zoals in (3b) wordt in dit hoofdstuk
gebruikt om aan te geven dat op de plaats waar het staat een element - dat
uit één of meer woorden kan bestaan - uit de volledige vorm is weggelaten.
Dit element is gecursiveerd in het lid waarin het niet weggelaten is. Als
de officiële spelling een koppelteken vereist, namelijk bij samentrekking
op woordniveau (zie (1b) en (2b)), dan is het
teken '(-)' overbodig en wordt het niet gebruikt.)
Er kan ook samentrekking op woord- én
constituentenniveau plaatsvinden. Het ene lid is dan een
woord en het andere een constituent die uit meer dan één woord bestaat.
Vergelijk:
|
(4a)
|
handelsondernemingen en industriële ondernemingen
|
|
(4b)
|
handels- en industriële ondernemingen
|
Op deze 'tussenvorm' en de aanvaardbaarheid ervan wordt ingegaan in
.
Ten slotte bestaat er nog samentrekking op
zinsniveau. De leden zijn dan zinnen (hoofd- of bijzinnen),
de weggelaten elementen zinsdelen of stukken daarvan. Zo hebben de
nevengeschikte zinnen in (5a) een identiek onderwerp
(Pim) dat in de samentrekking in (5b) is
weggelaten:
|
(5a)
|
Pim zit in de keuken en Pim leest een boek.
|
|
(5b)
|
Pim zit in de keuken en (-) leest een boek.
|
De samentrekking op zinsniveau komt in
aan de
orde.
|
|
3 |
Naast een niveauverschil is er ook een verschil in 'richting', een verschil
tussen voorwaartse en achterwaartse
samentrekking. Als het gemeenschappelijke deel behouden wordt in
het eerste lid en in de daarop volgende leden wordt weggelaten, hebben we
te maken met voorwaartse
samentrekking. Voorbeelden:
|
(6a)
|
zowel door afleiding als door samenstelling
|
|
(6b)
|
zowel door afleiding als (-) samenstelling
|
|
(7a)
|
Janko en Marijke wilden naar de schouwburg en Janko en Marijke kochten
daarom twee plaatsbewijzen.
|
|
(7b)
|
Janko en Marijke wilden naar de schouwburg en (-) kochten
daarom twee plaatsbewijzen.
|
Achterwaartse samentrekking
vinden we in de volgende gevallen, waarin het gemeenschappelijke deel
behouden blijft in het laatste lid en weggelaten wordt in de voorafgaande
leden:
|
(8a)
|
de zwarte jassen, de gele jassen en de rode jassen
|
|
(8b)
|
de zwarte (-), de gele (-) en de rode jassen
|
|
(9a)
|
Jan lag op de bank en Piet zat op de bank.
|
|
(9b)
|
Jan lag (-) en Piet zat op de bank.
|
Voorwaartse en achterwaartse samentrekking kunnen ook tegelijk optreden:
|
(10a)
|
met kleine raketten en met grote raketten
|
|
(10b)
|
met kleine (-) en met grote raketten (achterwaarts)
|
|
(10c)
|
met kleine raketten en (-) grote raketten (voorwaarts)
|
|
(10d)
|
met kleine (-) en (-) grote raketten (achter- en
voorwaarts)
|
Voor de 'richting' van de samentrekking op zinsniveau in samengestelde
zinnen: zie
.
|
|
4 |
In de hierboven gegeven voorbeelden van taaluitingen waarin samentrekking
voorkomt, zijn alleen nevenschikkingen gebruikt, waarvan de leden verbonden
worden door nevenschikkende voegwoorden of reeksvormers, of zonder
voegwoord. Samentrekking is echter dikwijls ook mogelijk als de leden
verbonden worden door onderschikkende voegwoorden of voegwoordelijke
uitdrukkingen dan wel door voorzetsels of voorzetseluitdrukkingen.
Bij samentrekking op woord- en constituentenniveau (of op deze beide
niveaus tegelijk) komen voegwoorden van vergelijking voor en het
uitbreidend voegwoord behalve (...
ook), die constituenten kunnen verbinden (zie respectievelijk
en
); verder de voorzetseluitdrukking in plaats
van en in beperkte mate ook andere voorzetsels en
voorzetseluitdrukkingen. In het laatste geval zijn in de taaluiting waarin
samentrekking plaatsvindt, in principe twee volgordes van de leden mogelijk:
'1ste lid + voorzetsel(uitdrukking) + 2de lid' of 'voorzetsel(uitdrukking)
+ 1ste lid + 2de lid' (zie de voorbeelden (14b)
-(14c), (15b) -(15c) en
(20b) -(20c)). Enkele voorbeelden:
|
(11a)
|
Dit huis heeft evenveel badkamers als studeerkamers.
|
|
(11b)
|
Dit huis heeft evenveel bad- als studeerkamers.
|
|
(12a)
|
Er zijn hier meer industriële ondernemingen dan handelsondernemingen.
|
|
(12b)
|
Er zijn hier meer industriële (-) dan handelsondernemingen.
|
|
(13a)
|
Men heeft behalve de wetgevende macht ook de uitvoerende macht.
|
|
(13b)
|
Men heeft behalve de wetgevende (-) ook de uitvoerende macht.
|
|
(14a)
|
De boeven hadden de caissière van de zaak in plaats van de directeur van
de zaak ontvoerd.
|
|
(14b)
|
De boeven hadden de caissière (-) in plaats van de directeur van de
zaak ontvoerd.
|
|
(14c)
|
De boeven hadden in plaats van de directeur (-) de caissière van de
zaak ontvoerd.
|
|
(15a)
|
Je moet de kleine dozen naast de grote dozen zetten.
|
|
(15b)
|
Je moet de kleine (-) naast de grote dozen zetten.
|
|
(15c)
|
Je moet naast de grote (-) de kleine dozen zetten.
|
Bij samentrekking op zinsniveau komen, naast voegwoorden van vergelijking
en behalve (dat), ook andere
onderschikkende voegwoorden en voegwoordelijke uitdrukkingen voor;
voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen, die geen zinnen verbinden, zijn
hier niet mogelijk, met uitzondering van in plaats van.
Enkele voorbeelden:
|
(16a)
|
Els kuste Marc even vaak als Monique Peter kuste.
|
|
(16b)
|
Els kuste Marc even vaak als Monique Peter (-).
|
|
(17a)
|
Het is de gewoonte geworden dat ik vaker voor hem de kaarten schud dan dat
hij voor mij de kaarten schudt.
|
|
(17b)
|
Het is de gewoonte geworden dat ik vaker voor hem de kaarten
schud dan (-) hij voor mij (-) (-).
|
|
(18a)
|
Behalve dat hij vol hoop is op een goede uitslag, is hij ook afhankelijk
van een goede uitslag.
|
|
(18b)
|
Behalve dat hij vol hoop is óp (-), is hij ook afhankelijk ván een
goede uitslag.
|
|
(18c)
|
Behalve (-) vol hoop (-) óp (-), is hij ook afhankelijk ván
een goede uitslag.
|
|
(19a)
|
Hoewel hij vol hoop is op een goede uitslag, is hij niet afhankelijk van
een goede uitslag.
|
|
(19b)
|
Hoewel hij vol hoop is óp (-), is hij niet afhankelijk ván een goede
uitslag.
|
|
(20a)
|
Hij had haar een kaart gestuurd in plaats van dat zij hem een kaart
gestuurd had.
|
|
(20b)
|
Hij had haar een kaart gestuurd in plaats van (-)
zij hem (-) (-).
|
|
(20c)
|
In plaats van (-) zij hem (-) (-), had hij haar een kaart
gestuurd.
|
Bij de behandeling van de samentrekking op woord- en constituentenniveau
(,
en
)
worden voorbeelden met verschillende verbindende elementen tussen de leden
gebruikt zonder dat dit nader aangegeven wordt. Bij de samentrekking op
zinsniveau
() worden
de samentrekking in nevenschikkingen
(
en
) en die in samengestelde zinnen
(
) afzonderlijk behandeld.
|
|
5 |
Bij samentrekking moet onderscheid gemaakt worden tussen wat grammaticaal
mogelijk en wat stilistisch gewenst is. Zo zal (21a) meestal
samengetrokken worden tot (21b):
|
(21a)
|
Hij had een paar opmerkingen en aanmerkingen.
|
|
(21b)
|
Hij had een paar op- en aanmerkingen.
|
Naast het structureel gelijke (22a) maakt het samengetrokken
(22b) echter een geforceerde indruk:
|
(22a)
|
Hij had een paar opmerkingen en een veel groter aantal zeer kritische
aanmerkingen.
|
|
(22b)
|
Hij had een paar op- en een veel groter aantal zeer kritische
aanmerkingen.
|
Vooral op woordniveau doen samentrekkingen geforceerd aan als er een
relatief grote afstand is tussen het taalelement waarin wel weglating heeft
plaatsgevonden, en het daarmee corresponderende waarin dat niet het geval
is. In zinnen als (22) kan bovendien een rol spelen, dat de
kern van het eerste lid van de nevenschikking alleen wordt gekwantificeerd,
terwijl de kern van het tweede lid behalve gekwantificeerd (in andere
bewoordingen) ook gekwalificeerd wordt.
Op de stilistische beperkingen van de samentrekking wordt in de rest van
dit hoofdstuk - waar daar aanleiding toe is - nader ingegaan.
Opmerking
|
Een lid van een collectieve nevenschikking (zie
) kan nooit beschouwd worden als een restant van een woord, een
meerwoordige constituent of een zin waarvan bestanddelen zijn
samengetrokken:
|
(i)
|
het Land van Maas en Waal ( het Land van Maas en het land van Waal)
|
|
(ii)
|
scheiding van tafel en bed ( scheiding van tafel en scheiding van bed)
|
|
|
|
|
|
|