|
|
Samentrekking bij samengestelde zinnen
|
[ 27·5·4 ]
|
1 |
Zin (1a) kan samengetrokken worden tot (1b):
|
(1a)
|
Karel krijgt een boek en Mieke krijgt een cd.
|
|
(1b)
|
Karel krijgt een boek en Mieke (-) een cd.
|
De samentrekking bestaat hier uit weglating van de persoonsvorm
krijgt in het tweede lid van (1b). Eenzelfde
weglating van de persoonsvorm treffen we aan in (2b),
(3b) en (4b), vergeleken met
(2a), (3a) en (4a); we spreken
daarom ook hier van samentrekking:
|
(2a)
|
Karel krijgt vaker een boek dan (dat) Mieke een cd krijgt.
|
|
(2b)
|
Karel krijgt vaker een boek dan Mieke een cd (-).
|
|
(3a)
|
Behalve dat Karel een boek krijgt, krijgt Mieke ook nog een cd.
|
|
(3b)
|
Behalve Karel een boek (-), krijgt Mieke ook nog een cd.
|
|
(4a)
|
Karel krijgt een boek in plaats (van) dat Mieke een cd krijgt.
|
|
(4b)
|
Karel krijgt een boek in plaats van Mieke een cd (-).
|
Zin (1a) is een nevenschikking bestaande uit twee hoofdzinnen.
In (2a) en (4a) hebben we te maken met een
rompzin gevolgd door een bijzin, in (3a) met het omgekeerde.
De zinnen (2a), (3a) en (4a)
zijn dus samengestelde zinnen.
In de voorbeelden worden de voegwoordelijke uitdrukkingen
dan dat (met facultatief
dat), behalve dat en
in plaats (van) dat (beide met
verplicht dat), die de bijzinnen inleiden, bij samentrekking
vervangen door vormen zonder dat. Dit gebeurt altijd als de
persoonsvorm (eventueel samen met andere zinsdelen of zinsdeelstukken)
wordt weggelaten (zie 4 en vergelijk Opmerking
2).
|
|
2 |
Van de algemene regels voor samentrekking op zinsniveau bij
nevenschikkingen (zie
) geldt regel [1] - over de identiteit naar vorm,
betekenis en grammaticale functie van de gemeenschappelijke delen - ook in
samengestelde zinnen. Regel [2] handelt over nevenschikkingen
met reeksvormers en is dus hier niet van toepassing. Bij de regels
[3] en [4], die betrekking hebben op voorwaartse
en achterwaartse samentrekking moet ten aanzien van samengestelde zinnen
het volgende opgemerkt worden.
In zin (1b) hierboven heeft voorwaartse
samentrekking plaatsgevonden; achterwaartse samentrekking is hier
onmogelijk:
|
(1c)
|
Karel (-) een boek en Mieke krijgt een cd.
<<uitgesloten>>
|
Dit blijft zo als de leden van de nevenschikking omgekeerd worden:
|
(5a)
|
Mieke krijgt een cd en Karel krijgt een boek.
|
|
(5b)
|
Mieke krijgt een cd en Karel (-) een boek.
|
|
(5c)
|
Mieke (-) een cd en Karel krijgt een boek.
<<uitgesloten>>
|
Bij de samengestelde zinnen is dat anders. Beschouwen we eerst zin
(4), waarvan de rompzin en de bijzin zonder meer van plaats
kunnen wisselen (zoals in (6)):
|
(6a)
|
In plaats (van) dat Mieke een cd krijgt, krijgt Karel een boek.
|
|
(6b)
|
In plaats van Mieke een cd (-), krijgt Karel een boek.
|
|
(6c)
|
In plaats van Mieke een cd krijgt, (-) Karel een boek.
<<uitgesloten>>
|
Bij samentrekking vindt de weglating van de gemeenschappelijke persoonsvorm
krijgt plaats in de bijzin, ongeacht of die op de rompzin
volgt (zoals in (4b)) of eraan voorafgaat (zoals in
(6b)).
Ditzelfde geldt in principe voor de zinnen (2) en
(3), al zijn daar kleine complicaties. De
behalve-zin in (3) kan wel achter de rompzin
geplaatst worden (zoals in (7)), maar vereist dan een
speciale intonatie (lage toon); de in (3) gegeven volgorde
is ongetwijfeld gebruikelijker. De dan-zin in
(2) kan vooropgeplaatst worden (zoals in (8)),
maar moet dan nog voorafgegaan worden door de bepaling waarvan hij
afhankelijk is (vaker); ook hier is de in (2)
gegeven volgorde gebruikelijker. Vergelijk (in (8) is in
beide zinnen een zinsdeel toegevoegd om ondubbelzinnig te laten blijken tot
welke zin de resterende persoonsvorm behoort):
|
(7a)
|
Mieke krijgt ook nog een cd, behalve dat Karel een boek krijgt.
|
|
(7b)
|
Mieke krijgt ook nog een cd, behalve Karel een boek (-).
|
|
(7c)
|
Mieke (-) ook nog een cd, behalve Karel een boek krijgt.
<<uitgesloten>>
|
|
(8a)
|
Vaker dan Mieke een cd krijgt van haar vriend, krijgt Karel een boek van
zijn vriendin.
|
|
(8b)
|
Vaker dan Mieke een cd (-) van haar vriend, krijgt Karel een
boek van zijn vriendin.
|
|
(8c)
|
Vaker dan Mieke een cd krijgt van haar vriend, (-) Karel een
boek van zijn vriendin.
<<uitgesloten>>
|
We kunnen hieruit concluderen dat, als in samengestelde zinnen die
overeenkomst vertonen met nevenschikkingen waarin voorwaartse
samentrekking voorkomt, de weglating van het gemeenschappelijke element of
de gemeenschappelijke elementen plaatsvindt in de bijzin, deze weglating
wat de richting betreft zowel voorwaartse als achterwaartse samentrekking
tot gevolg kan hebben.
Bij achterwaartse samentrekking is de richting bij
nevenschikkingen en samengestelde zinnen hetzelfde. Vergelijk:
|
(9a)
|
Hij is vol hoop op een goede afloop en hij is zelfs overtuigd van een
goede afloop.
|
|
(9b)
|
Hij is vol hoop óp (-) en hij is zelfs overtuigd ván een goede
afloop.
|
|
(9c)
|
Hij is vol hoop óp een goede afloop en hij is zelfs overtuigd
ván (-).
<<uitgesloten>>
|
|
(10a)
|
Hij is overtuigd van een goede afloop of hij is althans vol hoop op een
goede afloop.
|
|
(10b)
|
Hij is overtuigd ván (-) of hij is althans vol hoop óp een goede
afloop.
|
|
(10c)
|
Hij is overtuigd ván een goede afloop of hij is althans vol
hoop óp (-).
<<uitgesloten>>
|
|
(11a)
|
Hij is eerder vol hoop óp een goede afloop dan hij overtuigd is ván een
goede afloop.
|
|
(11b)
|
Hij is eerder vol hoop óp (-) dan hij overtuigd is ván een goede
afloop.
|
|
(11c)
|
Hij is eerder vol hoop óp een goede afloop dan hij overtuigd is
ván (-).
<<uitgesloten>>
|
|
(12a)
|
Eerder dan hij overtuigd is ván een goede afloop, is hij vol hoop óp een
goede afloop.
|
|
(12b)
|
Eerder dan hij overtuigd is ván (-), is hij vol hoop óp een goede
afloop.
|
|
(12c)
|
Eerder dan hij overtuigd is ván een goede afloop, is hij vol
hoop óp (-).
<<uitgesloten>>
|
Voor de nevengeschikte hoofdzinnen in (9) en
(10) en de combinaties van rompzin en dan -zin
in (11) en (12) blijkt hieruit dat hier
steeds achterwaarts wordt samengetrokken, ongeacht de volgorde van de leden.
Hetzelfde is aan te tonen voor zinnen met behalve en
in plaats van. We volstaan met vereenvoudigd
voorbeeldmateriaal:
|
(13a)
|
Behalve (-) vol hoop (-) óp (-), is hij geheel afhankelijk ván
een goede afloop.
|
|
(13b)
|
Hij is geheel afhankelijk ván (-), behalve (-) vol hoop (-) óp
een goede afloop.
|
|
(14a)
|
In plaats van (-) blij (-) mét, is hij teleurgesteld óver
de goede afloop.
|
|
(14b)
|
Hij is teleurgesteld óver (-), in plaats van (-) blij (-) mét
de goede afloop.
|
|
|
3 |
Hierboven zijn in de voorbeelden samengestelde zinnen gebruikt met
bijzinnen ingeleid door dan (dat), behalve
(dat) en in plaats (van) (dat).
De dan-zinnen zijn wat de mogelijkheden tot samentrekking
betreft in principe gelijk te stellen met zinnen die ingeleid worden door
vergelijkende voegwoorden die een gewone vergelijking uitdrukken (zie
). Voorbeelden:
|
(15a)
|
John kreeg gisteren even snel koffie als Monique vanmiddag koffie kreeg.
|
|
(15b)
|
John kreeg gisteren even snel koffie als Monique
vanmiddag (-) (-).
|
|
(16a)
|
Ik behandel jou zoals jij mij behandelt.
|
|
(16b)
|
Ik behandel jou zoals jij mij (-).
|
|
(17a)
|
Hij is timmerman, evenals zijn vader timmerman is.
|
|
(17b)
|
Hij is timmerman, evenals zijn vader (-) (-).
|
In zinnen met behalve (dat) kan het
voegwoord zowel beperkende als uitbreidende betekenis hebben (zie
respectievelijk
en
). De eerste betekenis komt voor in (18), de tweede in
(19):
|
(18a)
|
Behalve dat Jan een boek aan Marie gaf, gaf Jan niemand iets.
|
|
(18b)
|
Behalve (-) een boek aan Marie (-), gaf Jan niemand iets.
|
|
(19a)
|
Behalve dat Jan een boek aan Marie gaf, gaf Jan een cd aan Truus.
|
|
(19b)
|
Behalve (-) een boek aan Marie (-), gaf Jan een cd aan Truus.
|
De zinnen met in plaats (van) (dat) geven geen aanleiding
tot verdere opmerkingen.
|
|
4 |
Bij gebrek aan voorstudies is het niet mogelijk een overzicht te geven van
de mogelijkheden tot samentrekking op zinsniveau in samengestelde zinnen,
en deze te vergelijken met die in nevenschikkingen. We volstaan daarom met
een aantal aanvullende voorbeelden van samentrekking in samengestelde
zinnen met een vergelijkend voegwoord, behalve (dat) en
in plaats (van) (dat), die in principe dezelfde
mogelijkheden lijken te hebben. Daarna volgen twee opmerkingen over andere
gevallen.
|
(20)
|
Frits belegt liever in aandelen dan (-) in obligaties (-).
|
|
(21)
|
Behalve (-) in aandelen (-), belegt Frits ook in obligaties.
|
|
(22)
|
Frits belegt in aandelen in plaats van (-) (-) obligaties (-).
|
|
(23a)
|
Het is de gewoonte geworden dat ik even vaak voor hem de kaarten
schud als hij voor mij (-) (-).
|
|
(23b)
|
Het is de gewoonte geworden dat ik even vaak voor hem (-) (-) als hij voor
mij de kaarten schudt.
|
|
(24)
|
Het is de gewoonte geworden dat - behalve hij voor mij (-) (-) (-) ik ook
wel eens voor hém de kaarten schud.
|
|
(25)
|
Het is de gewoonte geworden dat hij voor mij de kaarten schudt,
in plaats van ik voor hem (-) (-).
|
|
(26)
|
Het gewest Noord zal nog eerder Smeets (-) (-) dan het gewest
Zuid-Oost Boomsma tot afgevaardigde (-) kiezen.
|
|
(27)
|
Behalve het gewest Noord Smeets (-) (-) (-), zal ook het gewest
Zuid-Oost wel Boomsma tot afgevaardigde kiezen.
|
|
(28)
|
Het gewest Noord zal Smeets tot afgevaardigde kiezen,
in plaats van het gewest Zuid-Oost Boomsma (-) (-) (-).
|
|
(29)
|
Zij zouden ons even goed kunnen helpen als wij hen
(-) (-).
|
|
(30)
|
Behalve wij hen (-) (-), zouden zij ook ons kunnen
helpen.
|
|
(31a)
|
In plaats van wij hen (-) (-) zouden zij beter ons kunnen
helpen.
|
|
(31b)
|
Zij zouden beter ons kunnen helpen, in plaats van
wij hen (-) (-).
|
|
(32)
|
Mijn vrouw schrijft vlugger drie brieven dan ik één
(-) (-).
|
|
(33)
|
Behalve ik één (-) (-), schrijft mijn vrouw ook nog drie
brieven.
|
|
(34)
|
Mijn vrouw schrijft nu drie brieven in plaats van ik
één (-) (-).
|
|
(35)
|
Ik wil net zo precies weten welke blóemen
jullie gezien hebben als (-) (-) welke aúto's (-) (-).
|
|
(36)
|
Behalve (-) (-) welke aúto's (-) (-) wil ik ook weten
welke blóemen jullie gezien hebben.
|
|
(37)
|
In plaats van (-) (-) welke aúto's (-) (-) wil ik weten welke
blóemen jullie gezien hebben.
|
|
(38)
|
Aad kan beter proberen een beleidsnota te
schrijven dan Jo (-) (-) een novelle (-).
|
|
(39)
|
Behalve Aad een beleidsnota (-) (-) (-), kan Jo
proberen een novelle te schrijven.
|
|
(40)
|
Aad kan beter proberen een beleidsnota te
schrijven in plaats van Jo (-) (-) een novelle (-).
|
|
(41)
|
Haar opvatting eerder te mógen (-) dan te móeten werken is
respectabel.
|
|
(42)
|
Haar opvatting behalve te mógen (-) soms ook te móeten werken
is respectabel.
|
|
(43)
|
Haar opvatting te mógen (-) in plaats van te móeten werken is
respectabel.
|
|
(44)
|
Zijn idee om zijn zoon beter een standje te kunnen geven dan
zijn dochter een beloning (-) (-) was onzinnig.
|
|
(45)
|
Zijn idee om behalve zijn dochter een beloning (-) (-) ook nog zijn zoon
een standje te moeten geven was onzinnig.
|
|
(46)
|
Zijn idee om zijn zoon een standje (-) (-) in plaats van zijn dochter een
beloning te moeten geven was onzinnig.
|
Uit de voorbeelden (20) t/m (40) blijkt, dat
- zoals al aan het eind van 1 vermeld - zinnen waarin door
samentrekking een persoonsvorm (eventueel met andere zinsdelen of
zinsdeelstukken) is weggelaten, ingeleid worden door verbindende elementen
zonder dat (dan, als,
behalve, in plaats van). De voorbeelden
(41) t/m (46) laten zien dat hetzelfde geldt
voor beknopte bijzinnen, waarin geen persoonsvorm voorkomt. (Zie ook
Opmerking 2 hierna.)
Opmerking 1
|
Samentrekking komt ook voor in samengestelde zinnen die bestaan uit een
voorwaardelijke bijzin en een rompzin, zoals blijkt uit
voorbeelden als:
|
(ia)
|
Als Jan Marie mag kussen, dan (-) Marie Jan ook (-).
|
|
(ii)
|
Als zij ons kunnen helpen, dan (-) wij hen zeker (-).
|
|
(iii)
|
Als hij voor mij de kaarten schudt, dan (-) ik ook (-) voor
hem.
|
De aanwezigheid van dan in de rompzin is verplicht, terwijl
dit woord in de overeenkomstige niet samengetrokken zin facultatief is.
Vergelijk met (ia):
|
(ib)
|
Als Jan Marie mag kussen, (-) Marie Jan ook (-).
<<uitgesloten>>
|
|
(ic)
|
Als Jan Marie mag kussen, (dan) mag Marie Jan ook kussen.
|
Ook in andere opzichten zijn de mogelijkheden tot samentrekking in
als-dan-zinnen beperkter dan in
nevenschikkingen en in samengestelde zinnen met een vergelijkend
voegwoord, behalve en
in plaats van. Vergelijk:
|
(iv)
|
Zij kunnen ons helpen en wij (-) hen (-).
|
|
(v)
|
Zij kunnen ons even goed helpen als wij hen (-) (-).
|
|
(vi)
|
Als zij ons kunnen helpen, dan (-) wij hen (-).
<<uitgesloten>>
|
|
(vii)
|
Jan kust Marie en Marie (-) Jan.
|
|
(viii)
|
Jan kust Marie vaker dan Marie Jan (-).
|
|
(ix)
|
Als Jan Marie kust, dan (-) Marie Jan ook.
<<twijfelachtig>>
|
|
(x)
|
Als Jan Marie kust, dan (-) Marie Jan.
<<uitgesloten>>
|
|
|
Opmerking 2
|
In samengestelde zinnen waarin bij samentrekking alleen een gedeelte van
een zinsdeel wordt weggelaten (dus niet ook de persoonsvorm), komen ook
bijzinnen voor samentrekking in aanmerking die ingeleid worden door
andere voegwoorden dan de tot nog toe in deze
subparagraaf behandelde. Is het gedeeltelijk weggelaten zinsdeel een
bijzin, dan kan alles behalve het inleidende woord weggelaten worden,
(zie (iii)), dus inclusief de persoonsvorm van deze
bijzin (zie (i) en (iii)). Enkele
voorbeelden zijn:
|
(i)
|
Omdat Coby al gevraagd had welke gróenten (-) (-) (-), vroeg Koos alleen
welke áárdappelen we zouden eten.
|
|
(ii)
|
Al is hij vol hoop óp (-), hij is niet afhankelijk ván een goede
afloop.
|
|
(iii)
|
Nadat ik uitgerekend had óf (-) (-), kon ik gelukkig bevestigen dát
het klopte.
|
In zinnen als deze worden de voegwoordelijke uitdrukkingen
behalve dat en
in plaats (van) dat (dus mét
dat) gebruikt. Vergelijk (iv) en
(v) met respectievelijk (13a) en
(14a) onder 2:
|
(iv)
|
Behalve dat hij vol hoop is óp (-), is hij geheel afhankelijk ván
een goede afloop.
|
|
(v)
|
In plaats (van) dat hij blij is mét (-), is hij teleurgesteld óver
de goede afloop.
|
|
|
|
|
|
|