|
Zelfstandig gebruikte adjectieven kan men aantreffen in
gevallen als:
|
(1)
|
Er zijn duidelijke afspraken en onduidelijke.
|
|
(2)
|
We verkopen witte druiven en blauwe.
|
|
(3)
|
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen gezonde kinderen en
zieke.
|
waarin men onduidelijke, blauwe en
zieke gemakkelijk vanuit de context kan aanvullen met
respectievelijk de substantieven afspraken,
druiven en kinderen. In dergelijke combinaties
noemen we de adjectieven binnentekstelijk zelfstandig
gebruikt. Vergelijkbare gevallen doen zich voor in de volgende zinnen:
|
(4a)
|
Reik je me eerst even die grote dozen aan, en dan die kleine?
|
|
(4b)
|
(Reik je me die dozen even aan?) Eerst die grote als je wil,
daarna die kleine.
|
|
(5)
|
Een lang werkstuk is op zich nog niet beter dan een kort.
|
|
(6)
|
De derde oplossing is de goede.
|
|
(7)
|
In gevallen als de zojuist opgesomde is aanvulling niet
onmogelijk.
|
|
(8)
|
(Mijn broer heeft drie dochters.) Anita is de grootste.
|
Ook in deze voorbeelden kunnen de gecursiveerde combinaties telkens vanuit
de context (dezelfde zin of een voorafgaande zin, bijv. (4b)
en (8)) aangevuld worden. (Wij noemen ook de adjectieven in
deze combinaties zelfstandig gebruikt. Anderen beschouwen de adjectieven in
de tot nog gegeven voorbeelden als adjectieven die bijvoeglijk gebruikt
zijn bij een weggelaten kern.) Is een aanvulling alleen uit de situatie
mogelijk, dan spreken we van buitentekstelijk
zelfstandig gebruik van een adjectief, bijv. in (9):
|
(9)
|
(wijzend naar bloemen waarvan men de naam niet kent: ) Doet u maar een bos
van die gele.
|
Soms ligt een concrete aanvulling vanuit de context of de situatie niet
voor de hand, bijv. in:
|
(10)
|
Napoleon wou de grootste zijn.
|
|
(11)
|
Ze gelden als de verstandigste(n) van hun jaar.
|
In (10) kan naar believen aangevuld worden:
mens,
veldheer,
staatsman.
, enz., in (11):
leerlingen,
kinderen
, enz. In zulke gevallen doet zich een overgang voor naar
gesubstantiveerde adjectieven, die los van enige
context of situatie begrepen kunnen worden. Hebben deze bijv. betrekking op
personen, dan worden er mensen in het algemeen met de door het adjectief
genoemde eigenschap mee aangeduid. Voorbeelden zijn:
|
(12)
|
De groten zijn groot dank zij de kleinen. ('wie
groot, resp. klein is')
|
|
(13)
|
De zwakke moet het met list winnen van de sterke ('
iemand die zwak, resp. sterk is', 'de mens die zwak, resp. sterk is')
|
Vergelijk in dit verband nog (14a) met (14b):
|
(14a)
|
De zieken mochten de eerste dagen nog geen bezoek ontvangen. ('
de patiënten'; gesubstantiveerd adjectief)
|
|
(14b)
|
De gezonde soldaten mochten met verlof gaan, de zieke moesten
in het hospitaal blijven. (binnentekstelijk zelfstandig gebruikt adjectief)
|
Gesubstantiveerde adjectieven worden in de ANS beschouwd als substantieven
.
Het onderscheid tussen binnentekstelijk en buitentekstelijk zelfstandig
loopt parallel met dat bij de voornaamwoorden
.
Opmerking
|
In de
geschreven taal
krijgen buitentekstelijk zelfstandig gebruikte adjectieven gewoonlijk en
gesubstantiveerde adjectieven altijd een
-n als uitgang als ze betrekking hebben
op meerdere personen. Voorbeelden hiervan zijn respectievelijk:
|
(i)
|
Ze behoren tot de best betaaldenin deze maatschappij.
|
|
(ii)
|
Ieder jaar op 11 november worden de gevallenen herdacht.
|
Andere voorbeelden van gesubstantiveerde adjectieven in het meervoud zijn
de zwarten,
de jongeren.
|
|
|
|