Zelfstandig gebruik van adjectieven
 
[ 6·3·1·3 ]
 
Zelfstandig gebruikte adjectieven kan men aantreffen in gevallen als:

(1) Er zijn duidelijke afspraken en onduidelijke.
(2) We verkopen witte druiven en blauwe.
(3) Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen gezonde kinderen en zieke.

waarin men onduidelijke, blauwe en zieke gemakkelijk vanuit de context kan aanvullen met respectievelijk de substantieven afspraken, druiven en kinderen. In dergelijke combinaties noemen we de adjectieven binnentekstelijk zelfstandig gebruikt. Vergelijkbare gevallen doen zich voor in de volgende zinnen:

(4a) Reik je me eerst even die grote dozen aan, en dan die kleine?
(4b) (Reik je me die dozen even aan?) Eerst die grote als je wil, daarna die kleine.
(5) Een lang werkstuk is op zich nog niet beter dan een kort.
(6) De derde oplossing is de goede.
(7) In gevallen als de zojuist opgesomde is aanvulling niet onmogelijk.
(8) (Mijn broer heeft drie dochters.) Anita is de grootste.

Ook in deze voorbeelden kunnen de gecursiveerde combinaties telkens vanuit de context (dezelfde zin of een voorafgaande zin, bijv. (4b) en (8)) aangevuld worden. (Wij noemen ook de adjectieven in deze combinaties zelfstandig gebruikt. Anderen beschouwen de adjectieven in de tot nog gegeven voorbeelden als adjectieven die bijvoeglijk gebruikt zijn bij een weggelaten kern.) Is een aanvulling alleen uit de situatie mogelijk, dan spreken we van buitentekstelijk zelfstandig gebruik van een adjectief, bijv. in (9):

(9) (wijzend naar bloemen waarvan men de naam niet kent: ) Doet u maar een bos van die gele.

Soms ligt een concrete aanvulling vanuit de context of de situatie niet voor de hand, bijv. in:

(10) Napoleon wou de grootste zijn.
(11) Ze gelden als de verstandigste(n) van hun jaar.

In (10) kan naar believen aangevuld worden:

mens, veldheer, staatsman.

, enz., in (11):

leerlingen, kinderen

, enz. In zulke gevallen doet zich een overgang voor naar gesubstantiveerde adjectieven, die los van enige context of situatie begrepen kunnen worden. Hebben deze bijv. betrekking op personen, dan worden er mensen in het algemeen met de door het adjectief genoemde eigenschap mee aangeduid. Voorbeelden zijn:

(12) De groten zijn groot dank zij de kleinen. ('wie groot, resp. klein is')
(13) De zwakke moet het met list winnen van de sterke (' iemand die zwak, resp. sterk is', 'de mens die zwak, resp. sterk is')

Vergelijk in dit verband nog (14a) met (14b):

(14a) De zieken mochten de eerste dagen nog geen bezoek ontvangen. (' de patiënten'; gesubstantiveerd adjectief)
(14b) De gezonde soldaten mochten met verlof gaan, de zieke moesten in het hospitaal blijven. (binnentekstelijk zelfstandig gebruikt adjectief)

Gesubstantiveerde adjectieven worden in de ANS beschouwd als substantieven .
     Het onderscheid tussen binnentekstelijk en buitentekstelijk zelfstandig loopt parallel met dat bij de voornaamwoorden . Opmerking


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina