Distantiërende tegenstelling
 
[ 25·6·1·3 ]
 
1 In dit type nevenschikking wordt in het tweede lid afstand genomen van het eerste, zonder te ontkennen wat daarin wordt uitgedrukt. In het tweede lid wordt doorgaans gezegd dat er nog 'iets anders' is. Dat andere kan een beperking inhouden op het eerste, waardoor het eerste lid het karakter van een toegeving ten opzichte van het tweede krijgt (zie 2). Het tweede lid kan ook een aanvulling van het eerste zijn (zie 3).
 
2 Soms bevat het eerste lid een toegeving ten opzichte van het tweede. Gaan we uit van de volgende voorbeelden:

(1a) S. is een misdadiger, maar hij blijft toch een mens.
(2) Dit proefschrift is interessant, maar over de wetenschappelijke waarde ervan heb ik toch mijn twijfels.

De eerste zin heeft in beide gevallen de waarde van een toegeving: de spreker geeft toe dat S. een misdadiger is respectievelijk dat het proefschrift interessant is. Daarna wordt de inhoud van de zin in het tweede lid genuanceerd of afgezwakt door een ander facet te belichten, respectievelijk door een gereserveerde houding aan te nemen. De nuancering in het tweede lid staat aldus in tegenstelling met wat in het eerste lid wordt toegegeven. De toegeving kan worden geaccentueerd door bijwoorden zoals wel, weliswaar, zonder twijfel, zeker, ongetwijfeld; de tegenstelling vaak door toch, niettemin, desondanks. Voorbeelden:

(1b) S. is weliswaar een misdadiger, maar hij is toch een mens.
(3) Larsson speelde ongetwijfeld op hoog niveau, maar desondanks moest hij het afleggen tegen de Japanse Yokoshiwa, die hem technisch en interpretatief overvleugelde.
(4a) Hij is rijk, maar niettemin is hij ongelukkig.

De betekenisrelatie tussen de leden van de nevenschikking kan dikwijls ook duidelijk gemaakt worden door omschrijving met bijzinnen van toegeving. Vergelijk met de bovenstaande voorbeeldzinnen:

(4b) Ondanks het feit dat hij rijk is, is hij ongelukkig.
(5) Hoewel hij op hoog niveau speelde, moest hij het afleggen tegen zijn concurrente.
(1c) Al is S. een misdadiger, hij blijft toch een mens.

Andere voorbeelden:

(6) Ze hebben ogen doch ze zien niet.   <formeel>
(7) Klein maar dapper.
(8) We steunen u wel, maar niet onvoorwaardelijk.
(9) De trein was al vertrokken, maar toch liepen ze zo hard als ze konden.

Opmerking 1


 
3 Soms bevat het tweede lid een aanvulling van het eerste. In dit type tegenstelling introduceert het tweede lid een gegeven dat in de context van meer belang is dan het gegeven van het eerste lid, hoewel aan de waarde daarvan niets afgedaan wordt. Veelal wordt in het tweede lid een nieuw element geïntroduceerd. Het tweede lid bevat altijd een versterkend voegwoordelijk bijwoord, bijv.

bovendien buitendien daarenboven daarnaast eveneens ook tevens

Voorbeelden:

(10) Hennie is een knap meisje, maar ze is ook intelligent.
(11) Zoals je zegt is het boek fraai uitgegeven, maar het is bovendien een interessant boek.

De onderlinge verhouding kan worden benadrukt door aan het eerste lid de combinatie niet alleen, niet enkel of, in formeel taalgebruik, niet slechts toe te voegen:

(12) Ze heeft me niet alleen ten dans gevraagd maar ze heeft me ook gekust.
(13) De regeringsmaatregelen zijn niet slechts ondoelmatig, doch bovendien asociaal.   <formeel>

Deze nevenschikkingen kunnen beschouwd worden als nadrukkelijke aaneenschakelingen waarvan de tegenstelling tussen de leden geëxpliciteerd is (zie ).Opmerking 2 -- In verdelende en distantiërende tegenstellingen waarvan de leden zinnen zijn, kan in plaats van het voegwoord maar het voegwoordelijk bijwoord echter gebruikt worden. Dit woord staat nooit alleen of als eerste woord van een combinatie op de eerste zinsplaats van de nevengeschikte zin (vergelijk , [2]). Voorbeelden:

(ia) Soms doet hij vervelend, soms echter kan hij erg lief zijn.
(ia) Soms doet hij vervelend, echter soms kan hij erg lief zijn.   <<uitgesloten>>
(iia) S. is weliswaar een misdadiger, hij blijft echter toch een mens.
(iia) S. is weliswaar een misdadiger, echter hij blijft toch een mens.   <<uitgesloten>>

Voor de mogelijkheid om echter zelfstandig in de aanloop van een zin te plaatsen zie men .
     In strijd met de regel worden maar en echter vaak in één zin gebruikt; vergelijk:

(ic) Soms doet hij vervelend, maar soms echter kan hij erg lief zijn.   <<uitgesloten>>
(iic) S. is weliswaar een misdadiger, maar hij blijft echter toch een mens. --


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina