|
In nadrukkelijke aaneenschakelingen krijgt het tweede (en een eventueel
volgend) lid meer nadruk dan het eerste. Dat kan zijn omdat het eerste lid
het verwachte, het gewone of het verklaarbare noemt, terwijl in het tweede
lid het onverwachte, het ongewone of het onverklaarbare genoemd wordt.
Voorbeelden:
|
(1)
|
Ik heb het aan mijn vrouw en zelfs aan mijn kinderen verteld.
|
|
(2)
|
(Laat hem met rust.) Hij heeft al genoeg geleden en daarenboven is hij ziek.
|
Maar die tegenstelling is soms nauwelijks merkbaar:
|
(3)
|
Ik heb het aan Jan en ook aan Piet verteld.
|
|
(4)
|
Mijn buurman heeft de laatste tijd veel moeilijkheden met zijn vrouw en
daarbij gaan de zaken niet zo best.
|
In deze aaneenschakelingen komt in het tweede lid altijd een voegwoordelijk
bijwoord voor:
bovendien
buitendien
daarenboven
of zelfs, als men sterke nadruk wil geven; de woorden
daarbij, eveneens,
mede, ook,
tevens voor minder sterke nadruk.
|
|