Nadrukkelijke aaneenschakeling
 
[ 25·1·1·4 ]
 
In nadrukkelijke aaneenschakelingen krijgt het tweede (en een eventueel volgend) lid meer nadruk dan het eerste. Dat kan zijn omdat het eerste lid het verwachte, het gewone of het verklaarbare noemt, terwijl in het tweede lid het onverwachte, het ongewone of het onverklaarbare genoemd wordt. Voorbeelden:

(1) Ik heb het aan mijn vrouw en zelfs aan mijn kinderen verteld.
(2) (Laat hem met rust.) Hij heeft al genoeg geleden en daarenboven is hij ziek.

Maar die tegenstelling is soms nauwelijks merkbaar:

(3) Ik heb het aan Jan en ook aan Piet verteld.
(4) Mijn buurman heeft de laatste tijd veel moeilijkheden met zijn vrouw en daarbij gaan de zaken niet zo best.

In deze aaneenschakelingen komt in het tweede lid altijd een voegwoordelijk bijwoord voor:

bovendien buitendien daarenboven

of zelfs, als men sterke nadruk wil geven; de woorden daarbij, eveneens, mede, ook, tevens voor minder sterke nadruk.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina