|
|
Vervangende tegenstelling
|
[ 25·6·1·4 ]
|
|
In deze nevenschikking sluiten de leden elkaar uit. De inhoud van het
tweede lid wordt geplaatst tegenover wat in het eerste lid ontkend wordt.
In het eerste lid wordt dus verwoord wat niet het geval is en in het tweede
wat dan wel zo is. Op die manier 'vervangt' het tweede lid het eerste. Dit
type nevenschikking kan gebruikt worden om kritiek te voorkomen, om een
misverstand te vermijden of om een foutieve mening te corrigeren.
Voorbeelden:
|
(1)
|
Niet Jan, maar Piet heeft het gedaan.
|
|
(2)
|
Neen! Niet de Engelsen zijn Parijs als eersten binnengetrokken,
maar de 'Vrije Fransen' onder De Gaulle.
|
|
(3)
|
(Dit is) geen nevenschikking van predikaten, doch nevenschikking van
zinnen met samengetrokken onderwerpen.
<formeel>
|
|
(4)
|
(Hij doceert) geen psychologische pedagogiek, maar pedagogische psychologie.
|
|
(5)
|
Geen woorden, maar daden!
|
|
|
|
|