|
|
Zinsverbindende elementen
|
[ 21·3·2·1·iii ]
|
|
De eerste zinsplaats is verder een typische plaats voor allerhande
elementen die zinnen met elkaar verbinden. Het gaat om andere elementen dan
nevenschikkende voegwoorden, die eveneens zinnen verbinden, maar buiten het
zinsschema vallen (zie
). Tot de hier bedoelde zinsverbindende elementen rekenen we de
volgende categorieën:
|
[1]
allerlei 'rangschikkende' elementen die het begin of
de voortgang van een opsomming of van een logische uiteenzetting aanduiden;
het betreft vooral:
(aller)eerst
in/op de eerste plaats
verder
voorts
dan
daarnaast (vergelijk
, Opmerking 2)
ten slotte
, paren als enerzijds/anderzijds, aan de ene kant/aan
de andere kant en een reeks als
ten eerste/ten tweede,
(...);
Voorbeeldzinnen zijn:
|
(1)
|
Allereerst |dient| erop gewezen te worden dat aan dit stuk
tekst weinig veranderd is.
|
|
(2)
|
Enerzijds |is| het waanzinnig hoe die huurprijzen de hoogte
ingaan, // anderzijds |zal| het kameraanbod wel niet stijgen
als de overheid de prijzen gaat bevriezen.
|
|
(3)
|
(...) Voorts |geldt| dat woordvolgorde en informatieve
geleding van een zin nauw samenhangen.
|
De schuine streepjes in voorbeeld (2) geven aan dat daarna
een nieuwe zin begint met opnieuw een eerste zinsplaats, een voor-pv, etc.
[2]
Voegwoordelijke bijwoorden zoals
bovendien, daarentegen,
dus, niettemin, nochtans,
nu, toch;
Een paar voorbeelden zijn:
|
(4)
|
(Hij is niet erg slim.) Bovendien |is| hij nog lui ook.
|
|
(5)
|
A: (Je krijgt Jansen als collega.) B: Dus |moet| ik met die
kerel gaan samenwerken?
|
|
(6)
|
(Hij zei dat ze ziek was.) Nochtans |zag| ze er gezond uit.
|
|
(7)
|
(We besloten voortaan in Arnhem te vergaderen.) Nu |ligt|
Arnhem hemelsbreed niet zo héél ver van hier.
|
Sommige andere voegwoordelijke bijwoorden, zoals
echter en
immers, kunnen niet alleen op de eerste
zinsplaats gebruikt worden (wel samen met een ander element; zie
); ze moeten ofwel in het middenstuk ofwel in de aanloop staan (zie
voor deze laatste mogelijkheid
), bijv.:
|
(8a)
|
(Ze zijn wel degelijk doorgereden.) Immers |heb| ik het zelf
gezien.
<<uitgesloten>>
|
|
(8b)
|
(Ze zijn wel degelijk doorgereden.) Ik |heb| het immers zelf
gezien.
|
|
(9a)
|
(Hij zou nog opbellen.) Echter |heeft| hij zijn woord niet
gehouden.
<<uitgesloten>>
|
|
(9b)
|
(Hij zou nog opbellen.) Hij |heeft| echter zijn woord niet
gehouden.
|
|
(9c)
|
(Hij zou nog opbellen.) Echter, hij |heeft| zijn woord niet
gehouden.
|
(Behalve op de plaats direct na de voor-pv kan echter in
(9b) ook na zijn woord komen.)
|
|
|
|
|