|
|
Afhankelijke zinnen
|
[ 21·7·2·1 ]
|
1 |
Als algemene regel geldt dat afhankelijke zinnen bij voorkeur niet tussen
de twee polen, dus niet in het middenstuk staan. Soms is het middenstuk
zelfs
uitgesloten
. (Vergelijk voor een en ander ook
.) De alternatieve plaatsen zijn dan, behalve de aan- en uitloop, de
eerste en de laatste zinsplaats. Omdat achteropplaatsing soms de enige
mogelijkheid is, wordt de laatste zinsplaats in wat volgt als basis genomen.
Bij de respectieve gevallen wordt telkens de eventuele alternatieve plaats
vermeld.
Of een afhankelijke zin vóór de eerste pool of achter de tweede pool staat,
met andere woorden of de rompzin op de afhankelijke zin volgt of eraan
voorafgaat, hangt samen met de informatieve geleding van de hele uiting.
Wat de taalgebruiker als de kern van zijn mededeling beschouwt, staat bij
voorkeur achterop (vergelijk echter ook met 2). Die
informatieve kern kan in de rompzin gelegen zijn of in de afhankelijke zin.
Meestal is het zo dat het eerste gedeelte van de samengestelde zin een
kader aangeeft waarbinnen de toestand of de gebeurtenis die in het tweede
gedeelte van de samengestelde zin meegedeeld wordt, gesitueerd moet worden
(zie voorbeeld (1)), ofwel dat het tweede deel van de
samengestelde zin als een nadere verklaring of precisering fungeert van wat
in het eerste gedeelte meegedeeld wordt (zie (2)):
|
(1)
|
Toen jullie trouwden |woonde| je zus nog in Nijmegen | | (, niet?)
|
|
(2)
|
Ze |wilden| toch maar hier |blijven overnachten| omdat het veel te laat
was om nog naar het Noorden door te reizen.
|
Vergelijk nog de twee volgende zinnen:
|
(3)
|
Omdat Joost zich niet lekker voelde, |ging| hij wat vroeger naar huis | |.
|
|
(4)
|
Joost |is| wat vroeger naar huis |gegaan| omdat hij zich niet lekker voelde.
|
In (3) ligt het informatieve zwaartepunt van de mededeling
bij het feit dat Joost wat vroeger naar huis ging; de redengevende zin
(omdat -zin) geeft de verklarende achtergrond waartegen dit
feit geplaatst wordt. In zin (4) ligt de informatieve kern
daarentegen veeleer bij de reden voor het vervroegde vertrek van Joost; de
essentie van de mededeling is hier de verklaring zelf. Zin (4)
past dus in een andere context dan zin (3).
In het algemeen kan gesteld worden dat tijdszinnen en conditionele zinnen
vaak voorop staan. Ze scheppen namelijk vaak het kader waarbinnen de rest
van de mededeling gesitueerd wordt (vergelijk
).
|
|
2 |
De volgende categorieën afhankelijke zinnen staan altijd of in de regel
achterop:
|
[1]
Onderwerps- en voorwerpszinnen
ingeleid door de onderschikkende voegwoorden
dat of
of; voorbeelden zijn:
|
(5)
|
Het meisje |is| er zich eindelijk bewust van |geworden| dat ze een
dwaasheid begaan heeft.
|
|
(6)
|
Ik |heb| nooit goed |geweten| of hij dat wel meende.
|
|
(7)
|
Ans |wilde| niet toe|geven| dat ze gespiekt had.
|
Bij een achteropgeplaatste onderwerpszin komt meestal het voorlopig
onderwerp het voor (zie
):
|
(8)
|
Het |heeft| een grote indruk op mij |gemaakt| dat hij ondanks die
tegenslag toch wou komen.
|
Dat - en of-zinnen als onderwerp of voorwerp
kunnen in bepaalde gevallen toch op de eerste zinsplaats staan, met name
als het zwaartepunt van de meegedeelde informatie niet in de afhankelijke
zin, maar in de rompzin gelegen is. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende
twee zinnen:
|
(9)
|
Ze |vermoedde| al enige tijd | | dat Jan gezakt was.
|
|
(10a)
|
Dat Jan gezakt was |vermóedde| ze alleen maar | | (, zeker
wist ze het niet.)
|
In zin (9) is de dat-zin de informatieve kern
van het geheel, in zin (10) is de inhoud van de
persoonsvorm van de rompzin informatief het belangrijkste.
Vermoedde wordt gecontrasteerd met de mededeling in de erop
volgende nevengeschikte zin. In deze betekenis en met behoud van het
accent op de persoonsvorm is echter ook mogelijk:
|
(10b)
|
Ze |vermóedde| alleen maar | | dat Jan gezakt was (, zeker
wist ze het niet.)
|
In afwijking van het links-rechts-principe kan een dat- of
of-zin ook op de eerste zinsplaats staan als hij juist het
zwaartepunt van de informatie vormt, bijv. in een contrastieve context:
|
(11)
|
A: Wat zei je ook weer? Is Jan gezakt voor het examen of mag hij overgaan?
B: Dat Jan gezákt is |heb| ik |gezegd.|
|
Een andere mogelijke plaats voor een dat - of een
of-zin als onderwerp of lijdend voorwerp is de aanloop. De
afhankelijke zin krijgt dan een verwijswoord in de eigenlijke zin.
Voorbeelden zijn:
|
(12)
|
Dat Steven dit niet op tijd geweten heeft, dat |is| wel
duidelijk.
|
|
(13)
|
Of dit ooit nog goed komt, dat |betwijfel| ik.
|
In de functie van voorzetselvoorwerp kunnen of - en
dat-zinnen bij vooropplaatsing alleen maar in de aanloop
staan. Vergelijk met zin (5):
|
(14)
|
Dat ze een dwaasheid begaan heeft, daar |is| het meisje zich
eindelijk bewust van |geworden.|
|
|
(15)
|
Of Hugo dat beseft heeft, daar |twijfel| ik sterk aan.
|
Zie verder
.
[2]
Andere types onderwerps- en
voorwerpszinnen (vooral vraagwoordzinnen en beknopte
bijzinnen met (om) te + infinitief);
Voorbeelden met vraagwoordzinnen zijn:
|
(16)
|
|Heeft| Jos niet |gezegd| waar hij naartoe ging?
|
|
(17)
|
Hij |vroeg| zich af | | wie de ruit gebroken kon hebben.
|
De afhankelijke zinnen die met een vragend element beginnen, hebben verder
dezelfde mogelijkheden als de hierboven besproken dat - en
of -zinnen. Voorbeelden met de voorwerpszin respectievelijk
op de eerste zinsplaats en in de aanloop zijn:
|
(18)
|
Waar Frederik zit |weet| ik niet.
|
|
(19)
|
Wat daar precies mee bedoeld wordt, daar |zullen| we wel nooit
achter |komen.|
|
Een voorzetselvoorwerpszin zoals in (19) kan vooraan enkel
in de aanloop voorkomen.
Voorbeelden van beknopte bijzinnen met (om) te als
onderwerps- of voorwerpszin op de laatste zinsplaats zijn respectievelijk:
|
(20)
|
Het |is| altijd zijn voorrecht |geweest| (om) weinig of geen
belasting te betalen.
|
|
(21)
|
Lutgart |had| haar |beloofd| voortaan niet meer te zullen
liegen.
|
In de rompzin komt als voorlopig onderwerp het voor (zie
).
Onderwerps- en voorwerpszinnen in de vorm van een als -zin -
altijd gecombineerd met een voorlopig onderwerp of voorwerp
(het) - zijn bijv.:
|
(22)
|
Het |is| toch maar niets | | als je zo moet werken.
|
|
(23)
|
Ze |zouden| het beslist jammer |vinden| als je ontslag neemt.
|
Als zulke als-zinnen al vooraan voorkomen, dan kan dat alleen
maar als aanloop, bijv.:
|
(24)
|
Als je dat voor me kon doen, dat |zou| erg fijn |zijn.|
|
[3]
Bijzinnen van gevolg; deze hebben als enige
plaatsmogelijkheid de laatste zinsplaats, bijv.:
|
(25)
|
De band van m'n fiets |was| lek |geraakt|, zodat ik te voet verder
moest.
|
[4]
Vergelijkende zinnen met als,
alsof, (net) of, bijv.:
|
(26)
|
Waarom |stelt| die minister zich steeds aan | | als was hij de spil
van de regering?
|
|
(27)
|
Je |moet| nu niet |doen| alsof je mij niet kent.
|
[5]
Betrekkelijke bijzinnen die de hele rompzin als
antecedent hebben (zie
en
), zoals:
|
(28)
|
Een auto |botste| gisterochtend op een overweg tegen de trein
Amsterdam-Den Helder | |, waardoor het verkeer enkele uren gestremd
raakte.
|
Vergelijk
, [6].
|
|
|
3 |
Bij andere afhankelijke zinnen wisselt de plaatsing ten opzichte van de
rompzin. Soms is er een sterke tendens tot achteropplaatsing, in sommige
gevallen echter verdient vooropplaatsing de voorkeur, zonder dat precies
aan te geven is wanneer. Het gaat om de volgende categorieën:
|
[1]
Vergelijkende zinnen, ingeleid door het voegwoord
zoals;
Deze staan vooraan (op de eerste zinsplaats of in de aanloop) of achteraan
(laatste zinsplaats of uitloop). Een plaats in het middenstuk is meestal
uitgesloten (maar zie bijv. (30e)). Vergelijk:
|
(29a)
|
Zoals ik het je uitgelegd heb |moet| je het |doen.|
|
|
(29b)
|
Zoals ik het je uitgelegd heb, zo |moet| je het |doen.|
|
|
(29c)
|
Je |moet| het |doen| zoals ik het je uitgelegd heb.
|
|
(29d)
|
Je |moet| het zo |doen|, zoals ik het je uitgelegd heb.
|
|
(29e)
|
Je |moet| het zoals ik het je uitgelegd heb |doen.|
<<uitgesloten>>
|
|
(30a)
|
(Hou je maar precies aan de gebruiksaanwijzing.) Zoals het daar
staat |moet| je het in elkaar |zetten.|
|
|
(30b)
|
(Hou je maar precies aan de gebruiksaanwijzing.) Zoals het daar
staat, zo |moet| je het in elkaar |zetten.|
|
|
(30c)
|
(Hou je maar precies aan de gebruiksaanwijzing.) Je |moet| het in elkaar
|zetten| zoals het daar staat.
|
|
(30d)
|
(Hou je maar precies aan de gebruiksaanwijzing.) Je |moet| het zo in
elkaar |zetten|, zoals het daar staat.
|
|
(30e)
|
(Hou je maar precies aan de gebruiksaanwijzing.) Je |moet| het zoals
het daar staat in elkaar |zetten.|
|
|
(31a)
|
Zoals jij het voorstelt |is| het helemaal niet |gebeurd.|
|
|
(31b)
|
Het |is| helemaal niet |gebeurd| zoals jij het voorstelt.
|
|
(31c)
|
Het |is| zoals jij het voorstelt helemaal niet |gebeurd.|
<<uitgesloten>>
|
|
(32a)
|
Zoals ik het me voorgesteld had |is| het bepaald niet |gegaan.|
<<twijfelachtig>>
|
|
(32b)
|
Het |is| bepaald niet |gegaan| zoals ik het me voorgesteld had.
|
|
(32c)
|
Het |is| zoals ik het me voorgesteld had bepaald niet |gegaan.|
<<uitgesloten>>
|
|
(33a)
|
Zoals het klokje thuis tikt, |tikt| het nergens.
|
|
(33b)
|
Het klokje |tikt| nergens | | zoals het thuis tikt.
|
|
(33c)
|
Het klokje |tikt| zoals het thuis tikt nergens | |.
<<uitgesloten>>
|
|
(33a)
|
Zoals hij te werk gaat |moet| het wel |mislukken.|
|
|
(33b)
|
Het |moet| wel |mislukken| zoals hij te werk gaat.
|
|
(33c)
|
Het |moet| zoals hij te werk gaat wel |mislukken.|
<<uitgesloten>>
|
De zoals-zinnen uit de voorbeelden hierboven zijn te
omschrijven met 'op de wijze waarop...' (beperkend). Deze zinnen moeten
onderscheiden worden van gevallen waarin de zoals-zin niet
zozeer een vergelijking uitdrukt, als wel een commentaar op (c.q.
modaliteit ten opzichte van) wat in de rompzin wordt meegedeeld
(uitbreidend; zie voor beide betekenissen
). In die gevallen komt de zoals-zin vaak als een soort
tussenzin voor in het middenstuk, in
geschreven taal
is hij afgescheiden door komma's. Wat dat betreft zijn ze te vergelijken
met hetgeen- en wat -zinnen (maar zie
Opmerking 1 hierna). Voorbeelden zijn:
|
(34a)
|
Zoals ik al voorspelde |is| het toch nog mooi weer |geworden|
gisteren.
|
|
(34b)
|
Het |is| toch nog mooi weer |geworden| gisteren, zoals ik al
voorspelde.
|
|
(34c)
|
Het |is|, zoals ik al voorspelde, toch nog mooi weer
|geworden| gisteren.
|
|
(35a)
|
Zoals Bas hem had opgedragen |volgde| Snuf het spoor terug | |.
|
|
(35b)
|
Snuf |volgde| het spoor terug | |, zoals Bas hem had opgedragen.
|
|
(35c)
|
Snuf |volgde|, zoals Bas hem had opgedragen, het spoor terug |
|.
|
Opmerking 1
|
Een verschil met hetgeen- en wat -zinnen is
dat deze laatste niet voorop kunnen staan, noch in de aanloop, noch op
de eerste zinsplaats. Vergelijk:
|
(ia)
|
Wat/hetgeen me onwaarschijnlijk lijkt, Aldo Moro |zou|
zonder meer vrij |worden gelaten.|
<<uitgesloten>>
|
|
(ib)
|
Wat/hetgeen me onwaarschijnlijk lijkt, |zou| Aldo Moro
zonder meer vrij |worden gelaten.|
<<uitgesloten>>
|
|
(ic)
|
Aldo Moro |zou| zonder meer vrij |worden gelaten|, wat/hetgeen me
onwaarschijnlijk lijkt.
|
|
(id)
|
Aldo Moro |zou|, wat/hetgeen me onwaarschijnlijk lijkt,
zonder meer vrij |worden gelaten.|
|
|
|
Opmerking 2
|
De zinnen (35a) en (35b) zijn voor twee
interpretaties vatbaar (beperkend en uitbreidend). In ieder geval is in
(35b) (als de betekenis uitbreidend is), net als in
(35c), vervanging van zoals door bijv.
wat mogelijk. Dit is bij de zinnen (29) t.e.
m. (33)
uitgesloten
.
|
|
[2]
Tijdszinnen en
voorwaardelijke bijzinnen;
Deze staan over het algemeen iets gemakkelijker in het middenstuk dan de
andere types (redengevende zinnen, toegevende zinnen, enz.), dit in
tegenstelling tot het algemene principe dat de bijzin ofwel voorop ofwel
achterop staat. Voorbeelden zijn:
|
(36a)
|
Toen ze allemaal weg waren |had| hij nog gauw even af|gewassen.|
|
|
(36b)
|
Hij |had| nog gauw even af|gewassen| toen ze allemaal weg waren.
|
|
(36c)
|
Hij |had| toen ze allemaal weg waren, nog gauw even
af|gewassen.|
|
|
(37a)
|
Als hij tijd heeft |zal| Jan het werk meteen af|maken.|
|
|
(37b)
|
Jan |zal| het werk meteen af|maken| als hij tijd heeft.
|
|
(37c)
|
Jan |zal| het werk als hij tijd heeft meteen af|maken.|
|
Iets minder gemakkelijk is plaatsing in het middenstuk in gevallen als:
|
(38a)
|
Omdat ze toch allemaal vroeg weg waren |had| hij gauw nog even
af|gewassen.|
|
|
(38b)
|
Hij |had| gauw nog even af|gewassen| omdat ze toch allemaal vroeg
weg waren.
|
|
(38c)
|
Hij |had| omdat ze toch allemaal vroeg weg waren, gauw nog
even af|gewassen.|
|
|
(39a)
|
Hoewel het al erg laat was |had| hij nog gauw even af|gewassen.|
|
|
(39b)
|
Hij |had| nog gauw even af|gewassen| hoewel het al erg laat was.
|
|
(39c)
|
Hij |had| hoewel het al erg laat was, nog gauw even
af|gewassen.|
|
|
|
|
4 |
Een aparte categorie vormen of-zinnen als
deelzin uit de zogenaamde balansschikking (zie
). Deze of-zinnen staan verplicht achter de tweede pool
van de rompzin, bijv.:
|
(40)
|
(Hij zei) |dat| het niet veel |gescheeld had| of de auto was
ontploft.
|
|
|
|
|