|
|
Met expliciet antecedent
|
[ 5·8·5·7·i ]
|
|
Het betrekkelijk voornaamwoord hetgeen behoort tot de formele
taal en wordt in
gesproken taal
meestal door wat vervangen.
Is het antecedent expliciet, dan is het altijd een zin en vervult het
voornaamwoord de functie van onderwerp of lijdend voorwerp. Voorbeelden:
|
(1)
|
Uw neef is een bedrieger, hetgeen ik bereid ben met feiten te
staven.
<formeel>
|
|
(2)
|
Ze wonen in een commune, hetgeen op zich eigenlijk weinig zegt.
<formeel>
|
|
(3)
|
Dat werk duurt de hele dag, hetgeen nogal bezwaarlijk is.
<formeel>
|
|
|
|
|