|
|
De plaatsing van het onderwerp ten opzichte van pronominale voorwerpen
|
[ 21·4·4 ]
|
|
Opmerking
|
Wat hier volgt handelt vooral over de plaats van aanwijzende
voornaamwoorden en naamwoordelijke constituenten met een substantivische
kern als onderwerp ten opzichte van voornaamwoorden als voorwerp. Voor
enkele bijzonderheden wat de onderlinge plaatsing van voornaamwoorden
betreft zie men voorts
. De plaatsverhoudingen tussen (substantivische en pronominale)
onderwerpen en substantivische voorwerpen worden behandeld in
.
|
|
|
|
1 |
Aanwijzende voornaamwoorden en naamwoordelijke constituenten met een
substantivische kern als onderwerp (zie [1] en [3]
uit het regelsysteem in
) kunnen toch na een voorwerp staan als ze informatief van groter
belang zijn, met name na gereduceerde (onbeklemtoonde, in voorkomende
gevallen enclitische) niet-onderwerpsvormen van de persoonlijke
voornaamwoorden en na het wederkerend voornaamwoord zich als
voorwerp (2 t/m 5 hieronder), maar ook soms na
een voornaamwoord in de volle vorm (zie onder 6).
|
|
2 |
Een substantivisch onderwerp kan (ook als het een bepaalde constituent is)
van de persoonsvorm gescheiden zijn door een zogenaamde ethische datief,
bijv.:
|
(1)
|
Nu |heeft| me die vuilik z'n handen weer niet |gewassen!|
|
In dit geval is de plaats van me direct na de persoonsvorm de
enige mogelijkheid.
|
|
3 |
Het aanwijzend voornaamwoord dat als onderwerp staat
gewoonlijk na een voornaamwoordelijk meewerkend of ondervindend voorwerp,
bijv.:
|
(2)
|
Toch |heeft| hem/'m dat geen voordeel op|geleverd.|
|
|
(3)
|
Wat |kon| me dat |schelen.|
|
|
|
4 |
Voorts kan een naamwoordelijke constituent met substantivische kern als
onderwerp na een voornaamwoordelijk ondervindend of meewerkend voorwerp
zonder voorzetsel staan:
|
·
na koppelwerkwoorden, bijv.:
|
(4)
|
Steeds weer |leek| hem zo'n opgave onuitvoerbaar.
|
|
(5)
|
(Maar) gezien dat feit |lijkt| ons dat bezwaar niet
onoverkomelijk.
|
|
(6a)
|
Blijkbaar |was| hem die belangstelling niet onaangenaam.
|
|
(6b)
|
Blijkbaar |was| die belangstelling hem niet onaangenaam.
|
·
bij een vrij lang ('complex') onderwerp, bijv.:
|
(7)
|
Dat |vertelde| me die lieve, kleine meid van je oudste broer
gisteren nog.
|
·
in passieve zinnen (vergelijk
), bijv.:
|
(8)
|
Daarom |werd| hem een schilderij aan|geboden. |
|
|
(9a)
|
Daarom |werd| hem het schilderij aan|geboden.|
|
|
(9b)
|
Daarom |werd| het schilderij hem aan|geboden.|
|
Naast (9a) is ook (9b) mogelijk vanwege het
feit dat het onderwerp een bepaalde naamwoordelijke constituent is. Als er
nog een door -bepaling optreedt in de zin (vergelijk
) lijkt dezelfde volgorde zoals in (9b) gemakkelijker
mogelijk te zijn; zie (9c):
|
(9c)
|
Daarom |werd| het schilderij hem door de voorzitter
aan|geboden.|
|
|
|
|
1a |
De mogelijkheden voor de plaatsing van het onderwerp ten opzichte van het
wederkerende voornaamwoord zich als lijdend voorwerp variëren
naargelang van het geval. Het is vooralsnog niet helemaal duidelijk
wanneer zowel de volgorde onderwerp - zich als de volgorde
zich - onderwerp mogelijk is (en of er dan een voorkeur is)
en wanneer slechts één van beide volgordes kan.
Gaan we uit van de vorm van het onderwerp dan kunnen we het volgende
stellen. Een niet-specifiek onbepaalde naamwoordelijke constituent komt in
de regel na zich, een specifiek onbepaalde en een generieke
naamwoordelijke constituent gaan gewoonlijk aan zich vooraf,
maar de omgekeerde volgorde is niet uitgesloten. Voorbeelden zijn:
|
(10a)
|
In de kelder |bevonden| zich nog drie vaten bier.
(niet-specifiek onbepaald)
|
|
(10b)
|
In de kelder |bevonden| nog drie vaten bier zich.
(niet-specifiek onbepaald)
<<uitgesloten>>
|
|
(11a)
|
Op deze plaats |schijnt| zich een meisje op|gehangen te hebben.
| (niet-specifiek onbepaald; accent op meisje)
|
|
(11b)
|
Op deze plaats |schijnt| een meisje zich op|gehangen te hebben.
| (niet-specifiek onbepaald; accent op meisje)
<<uitgesloten>>
|
|
(12)
|
Op deze plaats |schijnt| een meisje zich op|gehangen te hebben.
| (specifiek onbepaald; accent op opgehangen)
|
|
(13)
|
Zo |gedraagt| een puber zich nu eenmaal. (generiek)
|
Bestaat het onderwerp uit een bepaalde naamwoordelijke constituent, dan
kan het op één uitzondering na in principe altijd zowel vóór als achter
zich staan (maar zie verderop). Vergelijk (14),
met een onbepaalde constituent, en (15), met een bepaalde:
|
(14a)
|
Hier |heeft| zich een drama af|gespeeld. | (niet-specifiek
onbepaald; accent op drama)
|
|
(14b)
|
Hier |heeft| een drama zich af|gespeeld.| (niet-specifiek
onbepaald)
<<uitgesloten>>
|
|
(15a)
|
Hier |heeft| zich dat drama af|gespeeld. | (bepaald)
|
|
(15b)
|
Hier |heeft| dat drama zich af|gespeeld. | (bepaald)
|
Alleen bij een persoonlijk voornaamwoord als onderwerp is de volgorde
onderwerp - zich verplicht:
|
(16a)
|
Eerst |waste| zich hij vlug.
<<uitgesloten>>
|
|
(16b)
|
Eerst |waste| hij zich vlug.
|
Er dient op gewezen te worden dat bij de volgorde zich -
onderwerp het onderwerp vaak (maar niet als het een voornaamwoord is)
slechts schijnbaar direct op zich volgt. Dat blijkt uit het
feit dat als er een bepaling in het middenstuk voorkomt, die tussen de
beide elementen in staat (c.q. moet staan). Zo zou een tijdsbepaling (bijv.
gisteren) in (10a) en (11a) nog
vóór het onderwerp (moeten) komen. Anders geredeneerd: het onderwerp staat
in sommige gevallen verplicht verder naar achteren in het middenstuk (voor
voorbeelden, onder meer van zinnen waarin ook zich voorkomt,
zie men
).
|
|
1b |
Met een verschil in volgorde van onderwerp en zich gaat
veelal een verschil in informatieve geleding en/of betekenis van de hele
zin gepaard.De volgorde zich - onderwerp wordt met name
gebruikt als een of andere entiteit (uitgedrukt door het onderwerp) in het
gesprek of in de uiteenzetting geïntroduceerd moet worden. Niet-specifiek
onbepaalde constituenten zijn hier bij uitstek voor geschikt (zie
), maar ook bepaalde constituenten kunnen die functie vervullen.
Bepaalde constituenten refereren weliswaar aan een bekend veronderstelde
zelfstandigheid, maar van belang is hier dat zo'n zelfstandigheid als een
nieuwe bijdrage aan het gesprek of de uiteenzetting gepresenteerd wordt.
De inhoud van het gezegde verdwijnt naar de achtergrond. Centraal staat
het optreden, bestaan ('er zijn') of ontstaan van de entiteit. Het
onderwerp zelf is met andere woorden informatief het belangrijkste element.
De volgorde zich - onderwerp treedt dan ook typisch op bij
een wederkerende gezegdes als zich aandienen,
zich afspelen, zich aftekenen,
zich bevinden, zich manifesteren,
zich ontplooien, zich ontwikkelen,
zich openbaren, zich verheffen,
zich vertonen, zich voordoen,
zich voltrekken, zich vormen, waarvan de
letterlijke betekenis doorgaans verbleekt is tot een algemenere, vagere
betekenis 'zijn, gebeuren, verschijnen, optreden, ontstaan etc.'.
Voorbeelden zijn behalve (10a):
|
(17)
|
Daarbij |vormde| zich een hele lange rij.
|
|
(18)
|
In de verte |verhieven| zich de Alpen.
|
|
(19)
|
Parallel met de schilderkunst |ontwikkelde| zich de literatuur
verder.
|
|
(20)
|
Bij dergelijke zinnen |doen| zich de volgende gevallen voor |
|: (...).
|
Ook als de letterlijke betekenis van het werkwoord niet verbleekt is, kan
de volgorde zich - onderwerp natuurlijk gebruikt worden om
het onderwerp duidelijker als informatief belangrijkste element te
presenteren, bijv.:
|
(21)
|
Een dag na het verstrijken van het ultimatum |vergaste| zich de
18-jarige studente B.N.
|
Opmerking
|
De hierboven besproken gevallen vertonen overeenkomst met zinnen met
presentatief er. Dit er geeft immers aan dat
een of andere entiteit (als onderwerp) geïntroduceerd wordt. Het
presentatieve er treedt gewoonlijk op in combinatie met een
niet-specifiek onbepaalde constituent (die verderop in de zin staat),
maar kan ook samen met een bepaalde constituent voorkomen. Zie daarvoor
uitvoeriger
.Er komt natuurlijk ook voor in zinnen met een
wederkerend gezegde; vergelijk:
|
(i)
|
Er |is| vanmorgen een vreselijk ongeluk |gebeurd.|
|
|
(iia)
|
Er |heeft| zich vanmorgen een vreselijk ongeluk voor|gedaan.|
|
Zoals in
aangegeven wordt, kan er vaak weggelaten worden als
het in het middenstuk staat. Het is niet duidelijk in hoeverre het
voorkomen van zich de weglaatbaarheid van er
beïnvloedt. Voorbeelden:
|
(iib)
|
Vanmorgen |heeft| (er) zich een vreselijk ongeluk voor|gedaan.|
|
|
(iii)
|
|Heeft| (er) zich dan echt niemand op|gegeven| voor die functie?
|
|
|
De volgorde onderwerp - zich wordt ook vaak gebruikt als niet
het onderwerp, maar de door het gezegde uitgedrukte werking of handeling
of een ander gegeven centraal staat en dus informatief een grotere waarde
heeft. Het onderwerp is dan een bepaalde constituent die refereert aan
iets wat al eerder genoemd is (bijv. een persoonlijk voornaamwoord; zie
zin (16b)) of aansluit bij het gemeenschappelijke
referentiekader van spreker en hoorder of schrijver en lezer (bijv. een
eigennaam). Voorbeelden:
|
(22)
|
Voor hij ging eten |waste| Jan zich eerst.
|
|
(23)
|
Een dag na de afwijzing van de asielaanvraag |hing| de
gevangene zich in zijn cel op.
|
|
(24)
|
Ondanks het slechte weer in het voorjaar |ontwikkelden| de
vruchten zich volkomen normaal.
|
In zin (23) moet er in tegenstelling tot wat het geval is
bij zin (21) sprake zijn van een al bekende referent ('de
gevangene die al eerder in het bericht genoemd is').
Soms kunnen zich heel subtiele betekenisverschillen voordoen naargelang
van de volgorde. Vergelijk telkens de volgende paren zinnen:
|
(25a)
|
Voor een bestuursfunctie |heeft| zich niemand op|gegeven.|
|
|
(25b)
|
Voor een bestuursfunctie |heeft| niemand zich op|gegeven.|
|
|
(26a)
|
Op het Koningsplein |verzamelde| zich een grote groep jongeren.
|
|
(26b)
|
Op het Koningsplein |verzamelde| een grote groep jongeren zich.
|
|
(27a)
|
Na jaren van conflicten binnen de partij |splitste| zich Het Groene
Alternatief af.
|
|
(27b)
|
Na jaren van conflicten binnen de partij |splitste| Het Groene
Alternatief zich af.
|
Zin (25a) geeft eerder dan (25b) weer dat er
'geen kandidaatstelling plaatsgevonden' heeft. Er is sprake van een
potentiële verzameling kandidaten. Zin (25b) daarentegen
suggereert veeleer dat er sprake is van een reële verzameling kandidaten
(bijv. het zittende bestuur), waarvan niemand de bereidheid getoond heeft
om (opnieuw) in het bestuur zitting te nemen. Voor de zinnen
(26a) en (26b) geldt iets vergelijkbaars: de
eerste zin betekent veeleer 'er ontstond een grote groep jongeren', de
tweede 'er was een grote groep jongeren en die verzamelde zich (op het
Koningsplein)'. Zin (27a) heeft als meest voor de hand
liggende betekenis 'uit de partij ontstond Het Groene
Alternatief'. Zin (27b) wekt meer de indruk dat er
binnen de partij al een bepaalde fractie of groep met de naam Het
Groene Alternatief bestond die zich op een gegeven ogenblik
afgescheiden heeft. Zulke verschillen in betekenis hoeven echter niet
(steeds) aanwezig te zijn. Dat is bijv. niet het geval bij:
|
(28a)
|
Hoe |ontwikkelde| zich dat verder?
|
|
(28b)
|
Hoe |ontwikkelde| dat zich verder?
|
|
|
1c |
Een factor die een rol lijkt te kunnen spelen bij de keuze voor een
bepaalde volgorde is voorts de lengte van het onderwerp. Is dit vrij lang,
bijvoorbeeld doordat het uit een substantivische constituent met een
betrekkelijke bijzin als nabepaling bestaat, dan staat het eerder na
zich (overeenkomstig het complexiteitsprincipe), bijv.:
|
(29a)
|
Hoe |gedroegen| zich de gasten die je voor dat feest uitgenodigd
had?
|
Als de zin echter een gerealiseerde tweede pool bevat, bijvoorbeeld als er
een samengestelde werkwoordstijd in staat, komt het onderwerp gewoonlijk
toch vóór zich, dat op die manier zelf vlak vóór het
hoofdwerkwoord komt te staan. Vergelijk met (29a):
|
(29b)
|
Hoe |hebben| de gasten die je voor dat feest uitgenodigd had
zich |gedragen?|
|
|
|
6 |
Aanwijzende voornaamwoorden en naamwoordelijke constituenten met
substantivische kern als onderwerp kunnen voorts na een voorwerp staan als
dat voorwerp een voornaamwoord in de volle vorm is; vergelijk:
|
(30a)
|
Toen |overkwam| jou dat.
|
|
(30b)
|
Toen |overkwam| dat jou.
|
|
(31a)
|
Dat |beloofde| haar de directeur zelf.
|
|
(31b)
|
Dat |beloofde| de directeur zelf haar.
|
Tussen de zinnen van elk van deze paren bestaat er een verschil in
informatieve geleding dat zo weergegeven zou kunnen worden: de
(a) -zinnen zijn vanuit het standpunt van het voorwerp
(jou, respectievelijk haar) bekeken, de
(b) -zinnen vanuit het standpunt van het onderwerp
(dat, respectievelijk de directeur zelf).
Het aanwijzend voornaamwoord dat als onderwerp staat zelfs bij
voorkeur na een voornaamwoord dat meewerkend voorwerp is, alsook na een
voornaamwoord dat lijdend voorwerp is bij het werkwoord
interesseren, vergelijk:
|
(32a)
|
Toch |kan| ons dat niets |schelen.|
|
|
(32b)
|
Toch |kan| dat ons niets |schelen.|
|
|
(33a)
|
Nooit |heeft| u dat enig voordeel op|geleverd.|
|
|
(33b)
|
Nooit |heeft| dat u enig voordeel op|geleverd.|
|
|
(34a)
|
Nog nooit |heeft| hem dat |geïnteresseerd. |
|
|
(34b)
|
Nog nooit |heeft| dat hem |geïnteresseerd. |
|
|
|
|
|