De plaatsing van het onderwerp ten opzichte van het indirect object
 
[ 21·4·7·2 ]
 
1 Als zowel onderwerp als indirect object substantivische constituenten zijn, is de volgorde gewoonlijk: onderwerp - indirect object, zowel bij bepaalde als bij onbepaalde constituenten, bijv.:

(1a) Dat |gaf| de man het jongetje.
(1b) Dat |gaf| een man een jongetje.

Precies dezelfde volgorde hebben de zinsdelen als het indirect object een voorzetselconstituent is. In de praktijk wordt het liefst een voorzetselconstituent als meewerkend voorwerp gebruikt (zie (1c)), voor de bepaling van belang is (althans in de standaardtaal) zelfs een voorzetselconstituent vereist (zie (2)). Vergelijk met (1a):

(1c) Dat |gaf| de man aan het jongetje.
(2) Dat |kocht| de jongen voor zijn zus.

Is het indirect object echter een persoonlijk voornaamwoord, dan is ook de omgekeerde volgorde mogelijk (zie ). Is het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord, dan moet het steeds eerst komen (zie ). Bestaat het onderwerp uit een onbepaald voornaamwoord, dan is een geval als het volgende niet onmogelijk:

(3) (Het is toch wel opmerkelijk) |dat| voor je vader niemand wat mee|gebracht heeft.|

Het onderwerp is hier informatief prominenter dan het belanghebbend voorwerp.
     Bij naamwoordelijke gezegdes zijn de twee volgordes (onderwerp - indirect object of indirect object - onderwerp) mogelijk, bijv.:

(4a) Blijkbaar |was| het wachten de leraar toch niet onwelgevallig.
(4b) Blijkbaar |was| de leraar het wachten toch niet onwelgevallig.

De tweede volgorde gaat gemakkelijker als het voorwerp een persoonlijk voornaamwoord is (zie ). Het mogelijke informatieve verschil tussen de volgordevarianten is, dat de (b) -zin duidelijker vanuit het standpunt van het indirect object bekeken is.
 
2 In passieve zinnen met een indirect object en een onderwerp in het middenstuk zijn de beide volgordes mogelijk. Het onderwerp kan zowel vóór als achter het substantivische indirect object (zonder aan) staan als beide bepaalde constituenten zijn, bijv.:

(5a) Daarom |werd| het schilderij de burgemeester aan|geboden.|
(5b) Daarom |werd| de burgemeester het schilderij aan|geboden.|

Is het onderwerp een niet-specifiek onbepaalde constituent, dan kan het alleen maar achter het indirect object staan, bijv.:

(6a) Daarom |werd| een schilderij de burgemeester aan|geboden.| (in de betekenis van (6b) )
(6b) Daarom |werd| de burgemeester een schilderij aan|geboden.|

Een voorbeeld met een specifiek onbepaald indirect object dat aan een bepaald onderwerp voorafgaat, is:

(7) Op bevel van de rechter |werd| een moeder het kind af|genomen.|

Voor vergelijkbare plaatsingsmogelijkheden van een substantivisch onderwerp ten opzichte van een persoonlijk voornaamwoord als indirect object: zie .
     Als het indirect object uit een voorzetselconstituent met aan bestaat, zijn eveneens beide volgordes mogelijk (behalve wanneer het onderwerp niet-specifiek onbepaald is), hoewel het indirect object gewoonlijk op het onderwerp volgt. Bij de volgorde indirect object - onderwerp is het onderwerp informatief prominenter en kan het bijv. contrasterend gebruikt worden. Vergelijk:

(8a) Daarna |werd| het schilderij aan de burgemeester aan|geboden.|
(8b) Daarna |werd| aan de burgemeester het schilderíj aan|geboden.| (Eerst had hij het boek gekregen.)
(9) Daarna |werd| aan de burgemeester een schilderij aan|geboden.| (niet-specifiek onbepaald)
(10) Daarna |werd| een schilderij aan de burgemeester aan|geboden.| (specifiek onbepaald)


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina