|
|
Een deel van het gezegde + een of meer zinsdelen
|
[ 21·3·6·3 ]
|
1 |
Het zinsdeel dat samen met een deel van een werkwoordelijk gezegde op de
eerste zinsplaats kan komen, is veelal een voorwerp of een bijwoordelijke
bepaling - soms komen beide tegelijk voor (zie (4a)) -, bijv.:
|
(1a)
|
Iets gedronken |heb| je natuurlijk wél?
|
|
(2a)
|
Uit het Gentse stadsbeeld verdwenen |zijn| toen een hele reeks
oude gevels rond de Sint-Niklaaskerk.
|
|
(3a)
|
(Het hoger onderwijs ontkomt na de verkiezingen niet aan forse
bezuinigingen. De universiteiten hebben de afgelopen maanden - niet zonder
succes - geprobeerd het gevaar te bezweren.) Helemaal gespaard
|zal| het hoger onderwijs niet worden (, maar in ruil daarvoor verdwijnt
er misschien veel verlammende regelgeving.)
|
|
(4a)
|
Het proefstuk gauw even afmaken |wílde| hij niet.
|
Op die manier treedt bijvoorbeeld het onderwerp, zoals in zin
(2a), meer op de voorgrond dan in een vergelijkbare zin als
(2b), waar het op de eerste zinsplaats staat:
|
(2b)
|
Een hele reeks oude gevels rond de Sint-Niklaaskerk |zijn| toen uit het
Gentse stadsbeeld |verdwenen.|
|
De vooropgeplaatste infiniete werkwoordsvorm en het bijhorende zinsdeel of
de bijhorende zinsdelen functioneren als één geheel. Ze kunnen dan soms
door het voornaamwoord dat vervangen worden, bijv. in plaats
van (1a) en (4a):
|
(1b)
|
Dat |heb| je natuurlijk wél?
|
|
(4b)
|
Dat |wílde| hij niet.
|
Dat geldt ook bijv. voor het volgende geval, waarin deed als
'steunwerkwoord' optreedt (vergelijk
):
|
(5a)
|
Landschappen tekenen |deed| hij alleen in zijn vrije tijd.
|
|
(5b)
|
Dat |deed| hij alleen in zijn vrije tijd.
|
In sommige gevallen kan een inherent met een werkwoord verbonden element
samen met een infiniete werkwoordsvorm vooraan voorkomen. (Zie voor
inherente elementen
.) Ook deze elementen functioneren samen met het werkwoord als één
geheel. Het werkwoord waar ze bij horen komt in deze gevallen niet alleen
op de eerste zinsplaats voor. Het inherent met het werkwoord verbonden
element kent die mogelijkheid daarentegen wel (zie
). Vergelijk bijvoorbeeld met elkaar:
|
(6a)
|
Ongelijk geven |kón| ik hem niet.
|
|
(6b)
|
Geven |kon| ik hem niet (geen) ongelijk.
<<uitgesloten>>
|
|
(6c)
|
Ongelijk |kon| ik hem niet |geven.|
|
|
(7a)
|
Erg ziek worden |zul| je daarvan echt níet.
|
|
(7b)
|
Worden |zul| je daarvan echt niet erg ziek.
<<uitgesloten>>
|
|
(7c)
|
Erg ziek |zul| je daarvan echt níet |worden.|
|
|
(8a)
|
Naar huis gaan |wílde| hij niet.
|
|
(8b)
|
Gaan |wilde| hij niet naar huis.
<<uitgesloten>>
|
|
(8c)
|
Naar huis |wilde| hij niet |gaan.|
|
|
(9a)
|
Stuk maken |mag| je het in geen gevál.
|
|
(9b)
|
Maken |mag| je het in geen geval stuk.
<<uitgesloten>>
|
|
(9c)
|
Stuk |mag| je het in geen geval |maken. |
|
|
(10a)
|
Koffie drinken |mág| hij niet van de dokter.
|
|
(10b)
|
Drinken |mag| hij van de dokter niet (geen) koffie.
<<uitgesloten>>
|
|
(10c)
|
Koffie |mag| hij van de dokter niet |drinken.|
|
Hierbij moet aangetekend worden dat ook (c) -varianten zoals
die uit de zojuist gegeven reeks voorbeelden over het algemeen minder
gewoon zijn dan varianten waarin het gecursiveerde deel vlak vóór de tweede
pool staat, bijv:
|
(6d)
|
Ik |kon| hem geen ongelijk |geven.|
|
|
(9d)
|
Je |mag| het in geen geval stuk |maken. |
|
|
(9d)
|
Hij |mag| van de dokter geen koffie |drinken.|
|
|
|
2 |
Ook het ontkennende bijwoord niet kan, al dan niet vergezeld
van nog een ander zinsdeel, samen met een deelwoord vooropgeplaatst worden.
Voorbeelden zijn:
|
(11)
|
Niet vermeld |werden| de namen van de gezákte leerlingen.
|
|
(12)
|
(in een uiteenzetting over verschillende aspecten van lucht: ) Niet
vergeten |mag| |worden| dat 'lucht' ook een rúimtelijk aspect heeft.
|
|
(13)
|
Niet voorzien |zijn| echter die gevallen waarin sprake is van
totále dienstweigering.
|
|
(14)
|
Niet in dit overzicht opgenomen |zijn| de projecten die extern
gefinancierd worden.
|
Het betreft hier meestal passieve constructies. Het onderwerp van de zin,
dat vaak wat complexer van vorm is (zie
) is naar achteren verschoven, waardoor het als informatief
belangrijkste element op de voorgrond kan treden. Het gaat hierbij vaak om
een soort dubbele tegenstelling, wat tot uitdrukking komt door een accent
zowel op niet als op een element verderop in de zin.
Voor de mogelijkheid om alleen niet op de eerste zinsplaats te
zetten zie men
.
|
|
|
|