|
In dit geval komen vooral voegwoordelijke bijwoorden voor die niet als enig
element op de eerste zinsplaats kunnen staan, zoals althans,
echter, evenwel, immers, maar ook
andere, bijv.
daarentegen
dus
nu
toch (vergelijk
, categorie [2])
Deze voegwoordelijke bijwoorden verbinden de zin met de voorafgaande
context, bijvoorbeeld door het uitdrukken van een tegenstelling.
Terzelfdertijd geven ze het zinsdeel waarmee ze samen op de eerste
zinsplaats voorkomen een zekere prominentie, zonder dat dit zinsdeel
daarmee per se het meest prominent is. Voorbeelden zijn:
|
(1)
|
Gisteren echter |was| het weer heel wat minder mooi.
|
|
(2)
|
In bepaalde gevallen immers |speelt| dat geen rol.
|
|
(3)
|
Z'n broer daarentegen |wou| het maar niet |geloven.|
|
|
(4)
|
Met die kerel dus |moet| ik |gaan samenwerken? |
|
|
(5)
|
Deze man nu |bleek| een bedrieger |te zijn. |
|
Opmerking
|
Een persoonlijk voornaamwoord dat gecombineerd met een voegwoordelijk
bijwoord op de eerste zinsplaats voorkomt, heeft verplicht de volle vorm,
bijv.:
|
(ia)
|
Zij echter |wilde| het maar niet |geloven. |
|
|
(ib)
|
Ze echter |wilde| het maar niet |geloven.|
<<uitgesloten>>
|
|
|
|
|