Uitwisselbaarheid van elementen
 
[ 21·3·2·1·iv ]
 
Op de eerste zinsplaats kan in principe slechts één zinsdeel staan. Als nu in een zin twee elementen die typisch in aanmerking komen voor de eerste zinsplaats tegelijk voorkomen, dan moet één van de twee verderop in de zin staan. Een andere plaatsingsmogelijkheid voor heel wat van de onder i t/m iii vermelde elementen is plaatsing zo ver mogelijk vooraan in het middenstuk (dus na de voor-pv; zie ). Soms zijn zulke elementen onderling uitwisselbaar wat de plaatsing betreft, dat wil zeggen dat ze zowel op de eerste zinsplaats als in het begin van het middenstuk kunnen staan zonder dat dat duidelijke implicaties heeft voor de informatieve geleding van de zin. We herhalen hier een aantal zinnen en geven daarbij een alternatief voor de volgorde van de elementen vooraan:

(1a) Dat boek waar je het over had |wil| ik zeker eens lezen.
(1b) Ik |wil| dat boek waar je het over had zeker eens lezen.
(2a) Met Marie |willen| we absoluut niets meer te maken hebben.
(2b) We |willen| met Marie absoluut niets meer te maken hebben.
(3a) Van Walschap |heb| ik twee romans gelezen.
(3b) Ik |heb| van Walschap twee romans gelezen.
(4a) (Dat was in 1880.) Toen |hadden| ze nog geen neutronenbom.
(4b) (Dat was in 1880.) Ze |hadden| toen nog geen neutronenbom.
(5a) Gedurende de vergadering |is| Henk twee keer in slaap gevallen.
(5b) Henk |is| gedurende de vergadering twee keer in slaap gevallen.
(6a) Allereerst |dient| er op gewezen te worden dat aan dit stuk tekst weinig veranderd is.
(6b) Er |dient| allereerst op gewezen te worden dat aan dit stuk tekst weinig veranderd is.
(7a) (Hij is niet erg slim.) Bovendien |is| hij nog lui ook.
(7b) (Hij is niet erg slim.) Hij |is| bovendien nog lui ook.

Toch komen persoonlijke voornaamwoorden en eigennamen als onderwerp bij voorkeur op de eerste zinsplaats (en niet in het middenstuk) in zinnen die een gesprek openen, bijv.:

(8) Ik |ben| gisteravond naar de koopavond geweest. Ik ben er Peggy tegengekomen. Die vertelde me dat Geer binnenkort naar Berlijn gaat. (...)
(9) Kees |komt| vandaag niet. Hij heeft net opgebeld. Hij neemt een snipperdag. Er zou een timmerman komen ofzo. (...)


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina