De bepaling van modaliteit
 
[ 20·10·19 ]
 
1 De bepaling van modaliteit geeft een verstands- of gevoelsmodaliteit aan die betrekking kan hebben op een hele zin, een zinsdeel of een zinsdeelstuk. In de volgende voorbeelden heeft de bepaling respectievelijk betrekking op de hele zin en op een zinsdeel (de bepaling van tijd de vorige keer in (2)):

(1) Hoogstwaarschijnlijk komt het nooit meer goed.
(2) Ik heb de vorige keer al gezegd dat ik hier geen voorstander van ben.

Voor het begrip modaliteit en de daarbij te onderscheiden categorieën zie men en .
 
2 De bepaling van modaliteit kan uitgedrukt worden door de volgende taalelementen.

[a]  Bijwoordelijke constituenten, bijv.:

(3) Hopelijk heeft zich niemand bezeerd.
(4) Hij heeft het vermoedelijk niet gedaan.
(5) Ongelukkigerwijs heeft ze bij het skiën haar enkel verstuikt.
(6) Ze is nu gelukkig weer helemaal beter.
(7) Weet u soms waar ik mijn tas neergezet heb?
(8) Schijnbaar is hij volkomen ongeïnteresseerd, maar in werkelijkheid ontgaat hem weinig.
(9) Wieweet rijdt er zo laat nog een trein.

Een bijzondere categorie vormen de oordeelspartikels, die verder onder te verdelen zijn in focuspartikels, zoals al, alleen (maar), juist, nog, ook, pas, slechts en zelfs, en schakeringspartikels, zoals dan, eens, even, maar en toch (zie verder , [8]). Hieronder volgen ter illustratie enkele voorbeelden van het gebruik van een aantal van deze partikels:

·   focuspartikels:

(10) Hij is al niet zo jong meer.
(11) Ik heb nu al een uur gewacht.
(12) Is het al drie uur?
(13) Ik heb alleen (maar) een bróer, zussen heb ik niet.
(14) Ik heb maar/slechts één broer.
(15) Het is pas kwart voor drie.
(16) Hij is pas vijftig, dat is nog niet zo oud.
(17) Dat is pas een origineel idee!
(18) Juist zo'n man kun je hier niet missen.
(19) Zelfs de veldwachter kon zijn lachen niet houden.
(20) Zelfs in bad is Dick bezig met generatieve grammatica.



·   schakeringspartikels:

(21) Had dat dan eerder gezegd!
(22) Was hij maar hier!
(23) Hij bleef maar doorwerken.
(24) Gaat u toch zitten!
(25) Waarom klaag je erover dat je maar een zes had: je bent toch geslaagd?




[b]  Voorzetselconstituenten;
     De voornaamste voorzetsels zijn:

bij in naar en volgens

Meestal gaat het hier om bepalingen die een subcategorie vormen van de (on) zekerheidsmodaliteiten (zie ), waarbij het beweerde afhankelijk gesteld wordt van de mening, de kennis, enz. van de spreker. Dergelijke bepalingen kunnen ook opgevat worden als bepaling van beperking. Voorbeelden:

(26) Bij mijn weten is dit nog niet eerder vertoond.
(27) Vrouwen moeten in mijn opvatting dezelfde rechten hebben als mannen.
(28) Naar onze stellige overtuiging zal Bram het wel halen.
(29) Volgens de laatste berichten is de toestand in het Midden-Oosten er bepaald niet beter op geworden.
(30) Naar alle waarschijnlijkheid zal de werkloosheid nog toenemen.



[c]  De groepen mijns/uws/zijns/haars/onzes/huns inziens en archaïsche varianten als mijns bedenkens en zijns oordeels;
     Voor de betekenis geldt hetzelfde als wat bij [b] gezegd is. Een voorbeeld:

(31) Mijns inziens had hij die functie nooit moeten krijgen.



[d]  Bijzinnen van modaliteit;
     Deze worden ingeleid door het voegwoord naar. Een voorbeeld is:

(32) Naar het schijnt doet ze het erg goed op school.



[e]  Interjecties;
     Deze geven vrijwel altijd uitdrukking aan een gevoelsmodaliteit, bijv.:

(33) Verdorie, er is weer niets op tv.
(34) Nergens aankomen, hoor!
(35) Joepie, het is weekend!

In een uitzonderlijk geval kan er met een interjectie ook onzekerheid worden uitgedrukt:

(36) Caroline is in Amerika, ?



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina