Algemene inleiding
 
[ 28ยท1 ]
 
1 Onder modaliteit verstaan we de in een zin uitgedrukte visie van de spreker of schrijver op de verhouding tussen de in die zin weergegeven situatie en de werkelijkheid en/of zijn attitude met betrekking tot die situatie. schema 28.1 geeft dit weer. schema 28.1: Twee aspecten van modaliteit.

modaliteit
i ii
verhouding tussen
spreker en mededeling
verhouding tussen
beschrijving en werkelijkheid

Een spreker kan met andere woorden enerzijds in een soort persoonlijk commentaar duidelijk maken hoe hij over een situatie denkt (i in schema 28.1) en anderzijds kan hij laten merken of hij de beschrijving van die situatie in overeenstemming acht met de werkelijkheid (ii in schema 28. 1).
     Zo geeft bijv. een mededelende zin naast de beschrijving van een situatie (een toestand of een gebeurtenis) ook informatie over de wijze waarop deze situatie zich volgens de spreker of schrijver tot de werkelijkheid verhoudt en vaak ook nog informatie over de attitude die de spreker of schrijver met betrekking tot deze situatie heeft. Beschouw de volgende zinnen:

(1a) Jan vertrekt.
(1b) Gelukkig vertrekt Jan.
(1c) Jan vertrekt waarschijnlijk.

Alle drie de zinnen in (1) beschrijven dezelfde situatie, namelijk dat Jan vertrekt. Ze verschillen echter van elkaar in de informatie die ze aan deze beschrijving toevoegen. In het neutrale geval, zoals in voorbeeld (1a), wordt het werkelijkheidsaspect van de beschreven situatie als vanzelfsprekend beschouwd. De spreker presenteert Jans vertrek als in overeenstemming met de werkelijkheid (hij gebruikt hier de indicatief). Door de zaken op deze manier voor te stellen, ontbreken er aanwijzingen voor een andersoortige presentatie. Men kan de indicatief derhalve als de uitdrukking van de basismodaliteit beschouwen. Iedere zin bevat dus, zelfs als hij niet expliciet een modaal element bevat, een aanduiding van modaliteit: de basismodaliteit. Aan de basismodaliteit zal verder geen aandacht besteed worden.
     De spreker kan daarnaast ook zijn attitude ten opzichte van de situatie duidelijk maken, zoals in (1b). Het modale element gelukkig verraadt hoe de spreker ten opzichte van de situatie staat: Jans vertrek verheugt de spreker.
     Ook kan de spreker een expliciete indicatie geven over de wijze waarop de beschreven situatie zich volgens hem tot de werkelijkheid verhoudt, zoals in (1c). Het modale element waarschijnlijk geeft aan dat de spreker Jans vertrek niet geheel zeker acht.
 
2 Een modaal element kan behalve op de hele zin ook betrekking hebben op delen van de zin waarin het staat. We noemen datgene waarop het modale element betrekking heeft (hier verder aangeduid met 'het beweerde' of 'de mededeling') het bereik van het modale element (vergelijk en ). Intonatie en accentuering kunnen uitsluitsel geven over de vraag waarop een modaal element in de zin betrekking heeft. Zo zal in een zin als (2) gelukkig bij neutrale intonatie opgevat worden als een bepaling bij de hele zin.

(2) Gelukkig is Peter voor het theoretische gedeelte van zijn rijexamen geslaagd.

Al naar gelang van de bedoeling van de spreker kan gelukkig echter ook betrekking hebben op het zinsdeel voor het theoretische gedeelte van zijn rijexamen (er ligt dan een klemtoon op rijexamen; het vervolg van de zin is dan bijv. Dat is een pleister op de wonde van het zakken voor zijn artsexamen) of op het zinsdeelstuk theoretische (dan heeft dit woord een accent; het vervolg van de zin is in dit geval bijv. Dat hoeft hij tenminste niet meer over te doen, nu hij voor het praktische gedeelte gezakt is).
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina