Er wordt een tijdstip of een periode aangeduid die met het nader bedoelde tijdstip of de bedoelde periode in verband staat (relationeel)
 
[ 20·10·3·2·ii ]
 
Om deze tijdsbepaling uit te drukken worden de volgende taalelementen gebruikt.

[a]  Voorzetselconstituenten;
     De voornaamste voorzetsels die hier voorkomen, zijn:

bij na omstreeks omtrent over rond sinds sedert tegen tot...(aan)...(toe) tussen van (...af) vanaf voor ... geleden ... terug

Voorbeelden:

(1) Na zessen is er niemand meer in de werkplaats.
(2) Je kunt tot drie uur bij hem terecht.
(3) Sinds april hebben we niets meer van hem gehoord.
(4) De industriële revolutie begon rond 1780 in Engeland.
(5) Tussen drie en vier uur/van drie tot vier uur mag je opa niet storen.
(6) Het is al bij/tegen twaalven begonnen.
(7) Veertien dagen geleden/terug was ik nog in Peking. (ook: Voor veertien dagen)
(8) Tot morgen wil ik mijn handen vrij hebben.
(9) Sinds gisteren is de hele situatie veranderd.

Opmerking



[b]  Voornaamwoordelijke bijwoorden die gevormd zijn met een van de onder [a] genoemde voorzetsels (voorzover mogelijk; zie daarvoor en vergelijk );
     Voorbeelden:

(10) Je kunt tot drie uur bij hem terecht; daarna niet meer.
(11) Sinds april hebben we niets meer van hem gehoord; daarvóór kwam hij geregeld langs.



[c]  Bijzinnen van tijd (temporele bijzinnen);
     Ze worden ingeleid door de voegwoorden:

alvorens eer(dat) tot(dat) (voor)aleer voor(dat) sedert sinds als na(dat) nu toen wanneer zodra

Voor de behandeling van alvorens t/m voor(dat) wordt verwezen naar ; van sedert en sinds naar ; van als t/m zodra naar . Enkele voorbeelden:

(12) Eer hij hier is, ben ik al kilometers verder.
(13) Na zich geschoren te hebben, nam hij een bad.
(14) Sinds zij erbij gekomen is, hebben we ruzie.



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina