|
|
De inhoud van de rompzin gaat in de tijdsorde vooraf aan die van de bijzin:
voor, voordat, eer,
eerdat, aleer, vooraleer,
alvorens; tot, totdat
|
[ 10·3·3·2 ]
|
1 |
Van de voegwoorden
voor,
voordat,
eer,
eerdat,
aleer,
vooraleer en
alvorens behoren aleer, vooraleer en
alvorens tot formeel taalgebruik; vooraleer is ook
regionaal
(het komt met name in België buiten formeel taalgebruik voor). Het
voegwoord alvorens kan zowel een gewone als een beknopte
bijzin inleiden. Voorbeelden:
|
(1)
|
Voor(dat) mijn man 's morgens naar zijn werk gaat, laat hij de
hond uit.
|
|
(2)
|
Eer(dat) we hiermee klaar zijn, moeten we nog heel wat werk
verzetten.
|
|
(3)
|
Vooraleer ik dit stuk onderteken, wens ik eerst mijn adviseurs
te raadplegen.
<formeel, regionaal>
|
|
(4)
|
Alvorens/aleer de grens van het beloofde land overschreden werd,
stierven er drie pioniers.
<formeel>
|
|
(5)
|
Alvorens deze opdracht te aanvaarden, wil ik afscheid nemen van
mijn gezin.
<formeel>
|
De voegwoorden voor(dat) en vooral
eer(dat) worden ook gebruikt om uit te
drukken dat men het in de bijzin vermelde als negatief ervaart, bijv.:
|
(6)
|
Ik moet wel heel ver heen zijn eer ik een Nederlandse
grammatica ga schrijven.
|
|
|
2 |
Bij de voegwoorden
tot en
totdat valt het einde van de in de rompzin uitgedrukte werking samen
met het begin van wat in de bijzin wordt aangeduid. Voorbeelden:
|
(7)
|
We moeten thuisblijven tot de babysit er is.
|
|
(8)
|
Ik bleef bij hem zitten totdat hij sliep.
|
|
|
|
|