Dat en of in zekerheid respectievelijk onzekerheid uitdrukkende zinnen
 
[ 10·3·2·1 ]
 
1 De grammatisch verbindende voegwoorden dat en of leiden volledige bijzinnen in. Deze voegwoorden verschillen semantisch hierin van elkaar, dat de inhoud van een dat-zin als zeker, de inhoud van een of-zin met achter-pv als onzeker wordt voorgesteld. Vergelijk (1a) en (1b):

(1a) Ik zei dat hij thuis was.
(1b) Ik vroeg of hij thuis was.

Op grond van zinnen als (1a) en (1b) worden deze dat-zinnen wel ' afhankelijke mededeling' en de of-zinnen 'afhankelijke vraag' genoemd. Laatstgenoemde term is echter in zoverre minder adequaat dat een of-zin niet altijd een vraag hoeft te bevatten. Vergelijk ook de volgende (a) - en (b) -zinnen:

(2a) Ik wist niet dat hij thuis was. (= 'Hij was thuis, maar ik wist het niet')
(2b) Ik wist niet of hij thuis was. (= 'Was hij thuis of niet? Ik wist het niet')
(3a) Ik heb besloten dat ik mee zal gaan. (= 'Ik zal meegaan; dat heb ik besloten')
(3b) Ik heb overwogen of ik mee zal gaan. (= 'Zal ik meegaan of niet? Dat heb ik overwogen')


 
2 De hier bedoelde zinnen kunnen onderwerpszinnen, voorwerpszinnen en bijvoeglijke bijzinnen zijn. Enkele voorbeelden:

·   onderwerpszinnen:

(4) Het is vreemd dat er vandaag geen krant bezorgd is.
(5) Of ze zal slagen, is nog de vraag.



·   voorwerpszinnen:

(6) Dat je er hard voor werkt, schijnen ze niet in te zien.
(7) Probeer eens uit te rekenen of je in die tijd klaar kunt komen.



·   bijvoeglijke bijzinnen:

(8) De mededeling dat hij zelf zou komen, verraste ons allemaal.
(9) Hij bleef maar bezig met de vraag of hij wel geschikt was voor dit werk.



 
3 Bij nevenschikking met of van twee door of ingeleide bijzinnen wordt herhaling van of bij voorkeur vermeden door vervanging van het tweede voegwoord door dat. Voorbeelden:

(10) Ik zal hem eens opbellen om te vragen of hij zich verslapen heeft of dat hij ziek is.
(11a) Hij wist niet meer of hij dat werkelijk had meegemaakt of dat hij het gedroomd had.

In deze zinnen is het eerste of onderschikkend en het tweede nevenschikkend, terwijl dat een tweede onderschikkend of vervangt. Een andere mogelijkheid is twee of- zinnen nevengeschikt te verbinden met het formele dan wel:

(11b) Hij wist niet meer of hij dat werkelijk had meegemaakt dan wel of hij het gedroomd had.   <formeel>

Opmerking


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina