|
|
Inleidende opmerkingen
|
[ 8·7·1·1 ]
|
|
Voornaamwoordelijke bijwoorden worden gevormd uit één van de (bij)woorden
er (ook
d'r /t'r
in de spreektaal), daar, hier, waar,
ergens, nergens, overal en een
voorzetselbijwoord. Deze samengestelde bijwoorden hebben een met
voornaamwoorden vergelijkbare verwijzende functie
. Hoewel de naam 'voornaamwoordelijk bijwoord' strikt genomen alleen
van toepassing is op het eerste lid van de samenstelling, wordt de term
voor de hele verbinding gebruikt. Voorbeelden van voornaamwoordelijke
bijwoorden zijn
erbij,
hierlangs,
waarvoor
.
Voornaamwoordelijke bijwoorden hebben in principe altijd als pendant een
voorzetselconstituent, bestaande uit een combinatie van een (vooropstaand
en/of achtergeplaatst) voorzetsel met hetzij een bijwoord van plaats
hetzij een voornaamwoord
. De genoemde samenhang houdt overigens niet in dat in de praktijk
altijd zonder meer een voornaamwoordelijk bijwoord in plaats van een
voorzetselconstituent gebruikt kan worden of omgekeerd
.
Zie voor het al dan niet splitsen van de delen van een voornaamwoordelijk
bijwoord
.
|
|
|
|