|
|
Algemeen gebruikelijk
|
[ 8·6·5·2·i ]
|
1 |
Kwantitatief er treedt het meest op met een
hoeveelheidsaanduiding; het verwijst dan naar een telbare zelfstandigheid.
Voorbeelden zijn:
|
(1)
|
A: (Hoeveel kinderen hebben ze?) B: Ze hebben er wel een stuk
of tien/een heleboel.
|
|
(2)
|
(Ik vind maar drie boeken.) Ik vind er echt maar drie.
|
|
(3)
|
A: (Heeft u nog van die handige kleine doosjes?) B: Ja, ik heb
er toevallig nog een paar.
|
|
(4)
|
(Dit waren de eerste voorbeelden.) Er volgen er straks meer.
|
In deze zinnen vervangt er samen met de hoeveelheidsaanduiding
(een deel van) de onbepaalde constituent waarnaar verwezen wordt (het
antecedent). Zo staat er + drie in voorbeeldzin
(2) voor drie + boeken; in
(4) vervangt er + meer de
constituent meer + voorbeelden. Dat het bij de
verwijzing gaat om 'het in de context relevante gedeelte' van een
constituent blijkt uit de vergelijking van (3) en
(4). In (3) verwijst er in de zin
van b naar van die handige kleine doosjes
(determinator + voorbepalingen + kern) waar het a blijkbaar om
gaat; heeft b wel 'doosjes', maar niet 'van die handige
kleine', dan kan hij zijn antwoord niet zo formuleren als in
(3) gedaan is. In (4) daarentegen kan het
kwantitatieve (gecursiveerde) er alleen maar slaan op de kern
voorbeelden uit de constituent de eerste
voorbeelden: de voorbeelden die 'straks' zullen volgen, zijn niet
meer 'de eerste voorbeelden'.
Als hoeveelheidsaanduiding komen allereerst in aanmerking: telwoorden en de
onbepaalde voornaamwoorden
enige,
enkele,
wat,
verscheidene,
verschillende,
ettelijke,
genoeg,
voldoende,
zat
, en de meeste op -lei en -hande. (Zie voor meer
voorbeelden met onbepaalde voornaamwoorden en beperkingen daarbij
.) Ook diverse naamwoordelijke constituenten met de betekenis 'veel' of
'weinig' komen in aanmerking, bijv.:
|
(5)
|
A: (Heeft u nog van die lekkere appels?) B: Ja, ik heb er nog
een hele massa/bérgen/een handjevol.
|
Verder kan er ook gecombineerd met geen optreden
(dat opgevat kan worden als versmelting van niet één),
bijv.:
|
(6)
|
A: (Heb jij ook een kat?) B: Nee, ik heb er geen.
|
|
(7)
|
A: (Heeft u nog meer van die handige kleine doosjes?) B: Nee, we hebben
er jammer genoeg geen meer.
|
|
|
2 |
Op de hoeveelheidsaanduiding kan nog een voorzetselconstituent of een
betrekkelijke bijzin volgen, die te beschouwen is als een nabepaling van
het antecedent, bijv.:
|
(8a)
|
Ik heb geen boeken over letterkunde, maar ik heb er wel heel
wat over taalkunde. (= heel wat boeken over taalkunde)
|
|
(9a)
|
Hij had veel goede leerlingen, maar hij had er ook drie
die absoluut niet konden rekenen. (= drie leerlingen die
absoluut niet konden rekenen)
|
In dit geval kan de hoeveelheidsaanduiding ook ontbreken; de betekenis van
er is dan 'een onbepaald aantal (niet gelijk aan één) van het
door het antecedent aangeduide':
|
(8a)
|
Ik heb geen boeken over letterkunde, maar ik heb er wel
over taalkunde. (= boeken over taalkunde)
|
|
(9a)
|
Hij had veel goede leerlingen, maar hij had er ook die
absoluut niet konden rekenen. (= leerlingen die absoluut niet konden
rekenen)
|
Als een bijzonder geval hiervan is te beschouwen de wending
er zijn er die
/
je hebt er die
, waar het kwantitatieve er geacht kan worden te verwijzen
naar een niet uitgedrukte onbepaalde constituent met de betekenis 'mensen',
'men', bijv.:
|
(10)
|
Er zijn er die zeggen dat de president corrupt is.
|
|
(11)
|
Je hebt er die het nooit leren.
|
Verder ontbreekt de hoeveelheidsaanduiding bij er in
vergelijkingen waarin het antecedent vergezeld gaat van een kwantitatief
woord (ook er zelf kan hier wegblijven), bijv.:
|
(12)
|
Ik heb evenveel kilometers gelopen als jij (er) gefietst hebt.
|
|
(13)
|
In dat ene uur heeft hij meer vissen gevangen dan ik (er)
gezien heb.
|
|
|
3 |
Kwantitatief er, vergezeld van één of meer woorden die te
beschouwen zijn als een niet-kwantitatieve voorbepaling bij
het antecedent, komt in de standaardtaal niet voor; dit geldt ook als er
een hoeveelheidsaanduiding aanwezig is. Vergelijk:
|
(14)
|
(Rozen?) Ik heb er nog een heleboel.
|
|
(15)
|
(Rozen?) Ik heb er witte en rode.
<regionaal>
|
|
(16)
|
(Rozen?) Ik heb er nog vijftig witte en vijftig rode.
<regionaal>
|
Zie verder
.
|
|
|
|