|
|
Inleiding
|
[ 2·3·2·8·i ]
|
1 |
Er bestaan in het Nederlands twee hoofdvormen van het
werkwoord: de eerste hoofdvorm of het
presens en de tweede hoofdvorm of het
imperfectum of praeteritum.
De hoofdvormen worden direct afgeleid van het te vervoegen werkwoord,
waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen regelmatige en onregelmatige
werkwoorden. Deze hoofdvormen worden in Schema
2.1
gedemonstreerd aan de eerste persoon enkelvoud.
schema
2.1:
De hoofdvormen van het werkwoord (eerste persoon enkelvoud).
|
presens |
imperfectum |
regelmatig |
ik werk
|
ik werkte
|
onregelmatig |
ik kom
|
ik kwam
|
|
|
2 |
Naast deze hoofdvormen, die ieder een 'tijd' uitdrukken, komen nog andere
werkwoordstijden of tempora (meervoud van
tempus) voor, die omschreven worden door middel van hulpwerkwoorden in
combinatie met een voltooid deelwoord of/en een infinitief. Traditioneel
worden aldus naar de vorm onderscheiden:
|
[1]
het presens (de onvoltooid tegenwoordige tijd, o.t.t.):
ik werk,
ik kom
;
[2]
het imperfectum (de onvoltooid verleden tijd, o.v.t.):
ik werkte,
ik kwam
;
[3]
het perfectum (de voltooid tegenwoordige tijd, v.t.
t.):
ik heb gewerkt,
ik ben gekomen
;
[4]
het plusquamperfectum (de voltooid verleden tijd, v.v.
t.):
ik had gewerkt,
ik was gekomen
;
[5]
het futurum (de onvoltooid tegenwoordig toekomende
tijd, o.t.t.t.):
ik zal werken,
ik zal komen
;
[6]
het futurum exactum (de voltooid tegenwoordig
toekomende tijd, v.t.t.t.):
ik zal gewerkt hebben,
ik zal gekomen zijn
;
[7]
het futurum praeteriti (de onvoltooid verleden
toekomende tijd, o.v.t.t.):
ik zou werken,
ik zou komen
;
[8]
het futurum exactum praeteriti (de voltooid verleden toekomende tijd, v.v.
t.t.):
ik zou gewerkt hebben,
ik zou gekomen zijn
|
De tempora [3] t/m [8] worden samengestelde
tijden genoemd.
Perfectum en plusquamperfectum bestaan uit het presens respectievelijk het
imperfectum van de hulpwerkwoorden van tijd hebben of
zijn (voor de keuze tussen die twee zie
) plus het voltooid deelwoord van het te vervoegen werkwoord. (Soms
wordt het voltooid deelwoord vervangen door een infinitief
.)
Het futurum wordt gevormd door combinatie van het presens van het
hulpwerkwoord van tijd zullen en de infinitief van het te
vervoegen werkwoord. Het futurum exactum is samengesteld uit: presens van
zullen + infinitief van hebben of
zijn + voltooid deelwoord van het te vervoegen werkwoord.
De laatste twee tempora worden op overeenkomstige wijze gevormd, zij het
dat nu de imperfectumvormen van zullen gebruikt worden.
Schema
2.2 geeft een overzicht van de vorming van de acht
onderscheiden werkwoordstijden.
schema
2.2:
De vorming van de traditioneel onderscheiden werkwoordstijden of tempora
van het Nederlands.
tempus (werkwoordstijd) |
vervoegde
vorm (hoofdwerkwoord of hulpwerkwoord van tijd)
|
hulpwerkwoord van tijd)( hebben/zijn |
hoofdwerkwoord |
|
presens |
|
|
presens (o.
t.t.)
|
ik werk
|
- |
- |
perfectum (v.t.t.) |
ik heb
|
- |
gewerkt
|
futurum (o.t.t.t.) |
ik zal
|
- |
werken
|
futurum exactum (v.t.t.t.) |
ik zal
|
hebben
|
gewerkt
|
|
imperfectum |
|
|
imperfectum (o.v.t.) |
ik werkte
|
- |
- |
plusquamperfectum (v.v.t.) |
ik had
|
- |
gewerkt
|
futurum praeteriti (o.v.t.t.) |
ik zou
|
- |
werken
|
futurum exactum praeteriti (v.v.t.t.) |
ik zou
|
hebben
|
gewerkt
|
Voor de volgorde van de werkwoordsvormen in de samengestelde tijden (bijv.:
Ik zal hebben gewerkt/gewerkt hebben
) zie
.
Voor het presens en imperfectum van de regelmatige werkwoorden zie
; voor het presens en imperfectum van de onregelmatige
werkwoorden-a zie
; voor het presens en imperfectum van hebben en
zijn en van zullen zie
.
Men dient in het oog te houden dat de 'werkwoordstijden' niet altijd een
tijdsverhouding aanduiden, maar ook verschillende andere functies kunnen
vervullen
.
|
|
|
|