|
|
De vorming van het imperfectum (onvoltooid verleden tijd, o.v.t.)
|
[ 2·3·2·8·iii ]
|
1 |
Bij de regelmatige werkwoorden worden aan de stam de uitgangen
-te en -ten of -de en
-den toegevoegd. De uitgangen -te en
-ten worden gebruikt als de (abstracte) stam eindigt op één
van de medeklinkers t, k, f,
s, ch of p (de medeklinkers van ''t
kofschip'), de uitgangen -de en -den in andere
gevallen (vergelijk de vorming van het voltooid deelwoord
). Voor de uitspraak van de -n in
-ten en -den vergelijk
.
De uitgangen -te of -de komen voor in alle drie
de personen van het enkelvoud; als u of gij/ge
onderwerp is ook in het meervoud. De uitgangen -ten of
-den komen voor in het meervoud, afgezien van u
en gij/ge. Voorbeelden:
ik werkte,
jij schrobde,
u klopte,
hij brieste,
we niesden,
jullie verfden,
ze suften
(Naast
niesden komt ook
niesten voor.)
Voor de vormen van de onregelmatige werkwoorden-a in het
enkelvoud (behalve als gij/ge onderwerp is) zie
. In het meervoud (behalve als u of gij/ge
onderwerp is) wordt aan de enkelvoudsvorm -n toegevoegd als
die eindigt op -te of -de; anders
-en. Voor de uitspraak van de -n vergelijk
. De medeklinkers f en s aan het eind van de
enkelvoudsvorm veranderen in het meervoud in v en
z als ook de (abstracte) stam op v of
z uitgaat. Als de enkelvoudsvorm eindigt op een korte
a gevolgd door één medeklinker, wordt deze a een
lange a (in de spelling verschijnt in beide gevallen een
enkele a). In andere gevallen blijft een klinker onveranderd;
eindigt de enkelvoudsvorm op één medeklinker, dan wordt die in de spelling
verdubbeld. Voorbeelden:
ik bleef,
we bleven;
je kwam,
jullie kwamen;
hij dacht,
ze dachten;
ik trok,
we trokken
Als u onderwerp is, wordt altijd de enkelvoudsvorm gebruikt:
|
(1a)
|
Riep u, mevrouw?
|
|
(1b)
|
Riep u, dames?
|
Als gij/ge onderwerp is, wordt in enkel- en meervoud de
enkelvoudsvorm + t gebruikt. Eindigt de enkelvoudsvorm op een
korte a gevolgd door één medeklinker die geen d
of t is, dan wordt die a een lange a
(dubbel geschreven). Voorbeelden:
gij riept,
ge vondt,
ge kwaamt,
ge badt
Deze werkwoordsvormen worden overigens in nog sterkere mate dan de
voornaamwoorden als niet-standaardtalig aangevoeld en daarom wel vermeden
of ten onrechte vervangen door de vormen die bij het onderwerp
u horen.
|
|
2 |
Ten aanzien van de vervoeging van aan het Engels ontleende
werkwoorden geldt mutatis mutandis hetzelfde als opgemerkt bij het
voltooid deelwoord
. Als de stam eindigt op één van de medeklinkers waarna bij Nederlandse
werkwoorden -te(n) verschijnt (de medeklinkers van ''t
kofschip'), dan geldt dezelfde regel bij aan het Engels ontleende
werkwoorden, dus:
racen -
ik racete
,
leasen -
hij leaste
(of
ik leasde
wanneer men leasen met een z uitspreekt),
choken -
we chookten
,
finishen -
ze finishten
, maar:
timen -
ik timede
,
recyclen -
ze recyclede
.
Afhankelijk van de uitspraak van de laatste medeklinker van de stam
(stemhebbend of stemloos) kan bij
bridgen zowel
ik bridgede
als
ik bridgete
optreden.
Bij werkwoorden als
skiën,
echoën en
bingoën
wordt in de vervoeging de klinkerspelling volgens de regels van de spelling
aangepast:
ik skiede,
het echode naast
het echoot,
ik bingode naast
zij bingoot
|
|
|
|