|
|
Niet iemand en niemand; niet
iets en niets
|
[ 29·4·3 ]
|
1 |
Bij iemand of iets is er sprake van voorkeuren
voor wel of geen versmelting. Deze voorkeuren hangen samen met het
onderscheid specifiek/niet-specifiek. Een onbepaalde constituent die de
functie van onderwerp vervult, wordt gewoonlijk niet-specifiek opgevat. Een
onbepaalde constituent die de functie van lijdend voorwerp vervult, wordt
gewoonlijk specifiek opgevat. Er gelden de volgende tendenties: wanneer de
betrokken voornaamwoordelijke constituent onderwerp is, vindt versmelting
gewoonlijk plaats (voorbeelden in (1) en (2)),
en wanneer de betrokken voornaamwoordelijke constituent lijdend voorwerp is,
vindt versmelting bij voorkeur niet plaats (voorbeelden in (3)
en (4)). Voorbeelden:
|
(1a)
|
Er is daar niemand die je helpen kan.
|
|
(1b)
|
Er is daar niet iemand die je helpen kan.
<<twijfelachtig>>
|
|
(2a)
|
Er is niets te koop wat ik echt mooi vind.
|
|
(2b)
|
Er is niet iets te koop wat ik echt mooi vind.
<<twijfelachtig>>
|
|
(3a)
|
Ik wil voor die functie niet iemand die de hele dag met z'n
duimen zit te draaien.
|
|
(3b)
|
Ik wil voor die functie niemand die de hele dag met z'n duimen
zit te draaien.
<<twijfelachtig>>
|
|
(4a)
|
Ik wil niet iets kopen wat ik te duur vind.
|
|
(4b)
|
Ik wil niets kopen wat ik te duur vind.
<<twijfelachtig>>
|
De zinnen (1b) en (2b) zijn wel weer goed als
ze opgevat worden als vormen van radicale negatie (zie
).
Dat wil zeggen, om te kennen te geven dat de vooronderstelling van de zin
onjuist is. De zinnen hebben dan het zogenaamde echo-effect. De klemtoon
van de zin ligt daarbij op is.
|
|
2 |
Bij iemand of iets in een voorzetselconstituent
worden in het algemeen zowel 'voorzetsel + niemand/niets'(of
een voornaamwoordelijk bijwoord met nergens) als
'niet + voorzetsel + iemand/iets'gebruikt (de
combinatie 'niet + voornaamwoordelijk bijwoord met
ergens'is hier minder gewoon). Voorbeelden:
|
(5a)
|
Heb je nog met iemand gepraat? Nee, ik heb met niemand gepraat.
|
|
(5b)
|
Heb je nog met iemand gepraat? Nee, ik heb niet met iemand
gepraat.
|
|
(6a)
|
Heb je aan iets speciaals gedacht? Nee, ik heb aan niets
speciaals gedacht.
|
|
(6b)
|
Heb je aan iets speciaals gedacht? Nee, ik heb niet aan iets
speciaals gedacht.
|
|
(7a)
|
Slaat dat ergens op? Nee, dat slaat nergens op.
|
|
(7b)
|
Slaat dat ergens op? Nee, dat slaat níet ergens op.
<<twijfelachtig>>
|
De tweede zin van (7b) is alleen mogelijk als een
'echo-antwoord', met een sterke beklemtoning op niet.
|
|
3 |
Versmelting is
uitgesloten
wanneer de betrokken voornaamwoordelijke constituent naamwoordelijk deel is.
Niets en niemand worden als naamwoordelijk deel
van het gezegde opgevat in hun absoluut negatieve betekenis, dat wil zeggen
als tegenstelling van respectievelijk alles en
allen (zie voor (n)iemand
; voor (n)iets
). Voorbeelden:
|
(8a)
|
Martien Olienoot is niet iemand die makkelijk contacten legt.
|
|
(8b)
|
Martien Olienoot is niemand die makkelijk contacten legt.
<<uitgesloten>>
|
|
(9a)
|
Dat is niet iets wat ik de moeite waard vind.
|
|
(9b)
|
Dat is niets wat ik de moeite waard vind.
<<uitgesloten>>
|
Opmerking
|
Ook in correctiezinnen kunnen niets en niemand
alleen worden gebruikt in hun absoluut negatieve betekenis. Vergelijk:
|
(ia)
|
Ik heb niet iemand gezien, ik heb een heleboel mensen gezien.
|
|
(ib)
|
Ik heb niemand gezien, ik heb een heleboel mensen gezien.
<<uitgesloten>>
|
|
(iia)
|
Ik herinner me niet iets, maar alles.
|
|
(iib)
|
Ik herinner me niets, maar alles.
<<uitgesloten>>
|
Omdat niemand respectievelijk niets alleen het
tegendeel kan uitdrukken van iedereen/allen respectievelijk
alles, kan het niet in de (b) -zinnen gebruikt
worden. Dit zou namelijk tot een contradictie leiden. In de bovenstaande
zinnen is de versmelting derhalve niet facultatief, maar uitgesloten. In
de zinnen (ia) en (iia) is er sprake van
radicale negatie.
|
|
|
|
|
|