Niet een en geen
 
[ 29·4·2 ]
 
1 In mededelende zinnen is niet bij een substantivische naamwoordelijke constituent gebruikelijker naarmate deze een uitvoeriger bepaling bevat. Vergelijk:

(1a) Er is geen verschil.
(1b) Er is niet een verschil.   <<uitgesloten>>
(2a) Er is geen groot verschil.
(2b) Er is niet een groot verschil.   <<twijfelachtig>>
(3a) Er is geen verschil dat de moeite waard is.
(3b) Er is niet een verschil dat de moeite waard is.
(4a) Tarzan is geen hond.
(4b) Tarzan is niet een hond.   <<twijfelachtig>>
(5a) Tarzan is geen hond die kinderen bijt.
(5b) Tarzan is niet een hond die kinderen bijt.
(6a) Ik wil geen gebakje.
(6b) Ik wil niet een gebakje.   <<uitgesloten>>
(7a) Ik wil geen gebakje waar slagroom op zit.
(7b) Ik wil niet een gebakje waar slagroom op zit.


 
2 Versmelting tot geen blijft gewoonlijk achterwege als het ontkende element een meervoudig lijdend voorwerp op de eerste zinsplaats is (zie de (c) -zinnen hieronder). Vergelijk:

(8a) Ze verkopen hier geen bloemen.
(8b) Geen bloemen verkopen ze hier.   <<uitgesloten>>
(8c) Bloemen verkopen ze hier niet.
(9a) Er worden hier geen schepen meer gebouwd.
(9b) Geen schepen worden hier meer gebouwd.   <<uitgesloten>>
(9c) Schepen worden hier niet meer gebouwd.

Ook als het lijdend voorwerp een stofnaam is en in het enkelvoud staat, blijft versmelting tot geen achterwege. Vergelijk:

(10a) Hij lust geen limonade.
(10b) Geen limonade lust hij.   <<uitgesloten>>
(10c) Limonade lust hij niet.

Versmelting tot geen kan wel optreden bij een enkelvoudige naamwoordelijke constituent op de eerste zinsplaats die het onderwerp van de zin vormt. Vergelijk:

(11a) Geen schip is 100% waterdicht.
(11b) Geen schepen zijn 100% waterdicht.   <<uitgesloten>>
(12a) Geen boek over Napoleon wordt nog door de jeugd gelezen.
(12b) Geen boeken over Napoleon worden nog door de jeugd gelezen.   <<uitgesloten>>

Ook kan geen op de eerste zinsplaats staan bij vergelijkende zinnen als de volgende:

(13) Geen bloemen zijn zo mooi als de onze.
(14) Geen schepen varen zo snel als die van de Amerikanen.
(15) Geen limonade smaakt zo lekker als versgeperst sinaasappelsap.


 
3 Bij voorzetselconstituenten wordt geen vrijwel alleen gebruikt in min of meer vaste uitdrukkingen. Regionaal (met name in België) heeft geen meer mogelijkheden. Vergelijk:

(16a) Zo'n belangrijke brief moet je niet met (een) potlood schrijven.
(16b) Zo'n belangrijke brief moet je met geen potlood schrijven.   <<uitgesloten>>
(17) De ellende was met geen pen te beschrijven.
(18a) De politie mocht het pand niet met geweld binnendringen.
(18b) De politie mocht het pand met geen geweld binnendringen.   <<uitgesloten>>
(19) De politie mocht het pand onder geen voorwaarde binnendringen.
(20a) Hij deed alles schriftelijk, omdat hij niet over (een) telefoon beschikte.
(20b) Hij deed alles schriftelijk, omdat hij over geen telefoon beschikte.   <regionaal>

Opmerking


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina