|
|
Het imperfectum en het plusquamperfectum ter uitdrukking van een wens
|
[ 28·3·3·6 ]
|
|
Het imperfectum kan (meestal in combinatie met maar)
uitdrukken dat de werking op het spreekmoment gewenst wordt. Een dergelijke
wenszin vertoont inversie:
|
(1)
|
Kwam hij maar!
|
|
(2)
|
Hield die voorzitter nu maar eens op met praten!
|
|
(3)
|
Gingen ze maar vast aan het werk!
|
Onder dezelfde voorwaarden kan het plusquamperfectum uitdrukken dat de
werking voor het spreekmoment gewenst was, maar niet gerealiseerd is.
Vergelijk respectievelijk met (1), (2) en
(3):
|
(4)
|
Was hij maar gekomen, (dan was het ongeluk niet
gebeurd).
|
|
(5)
|
Was die voorzitter maar eens opgehouden met praten,
(dan had de vergadering niet zo lang geduurd).
|
|
(6)
|
Waren ze maar vast aan het werk gegaan, (dan hadden
we nu niet zo'n achterstand gehad).
|
De plusquamperfectumvormen in de zinnen tussen haakjes drukken
niet-werkelijkheid uit zoals behandeld in
.
Voor de 'imperatief van het plusquamperfectum' zie
.
|
|
|
|