|
|
Beperkende voegwoorden: behalve (dat),
uitgezonderd; in zover(re), (voor)
zover; dat
|
[ 10·3·11 ]
|
1 |
De voegwoorden
behalve en
uitgezonderd verbinden geen zinnen maar constituenten (uit één of
meer woorden bestaande). Als uitgezonderd twee constituenten
'a' en 'b' verbindt, kan de volgorde zowel 'a + uitgezonderd +
b' als 'a + b + uitgezonderd'zijn (zie de voorbeelden
(8a) en (8b), waar de constituenten
alle leerlingen en Pieter en Elisabeth Bas
door uitgezonderd verbonden worden). De voegwoordelijke
uitdrukking
behalve dat leidt bijwoordelijke bijzinnen in. Voorbeelden zijn:
|
(1)
|
Er was niemand behalve ik. (= 'Alleen ik was er')
|
|
(2)
|
Ik heb niemand gezien behalve hem. (= 'Alleen hem heb ik gezien')
|
|
(3)
|
Behalve met zijn naaste familie heeft hij met niemand contact.
|
|
(4)
|
Het weer was goed, behalve dat er nogal veel wind was.
|
|
(5)
|
Het gaat mij de laatste tijd uitstekend, behalve dat ik ruzie
met mijn buren heb.
|
|
(6)
|
Iedereen was er, uitgezonderd jij. (= 'Alleen jij was er niet')
|
|
(7)
|
Ik heb iedereen gezien, uitgezonderd jou. (= 'Alleen jou heb ik
niet gezien')
|
|
(8a)
|
Alle leerlingen, uitgezonderd Pieter en Elisabeth Bas, hadden
hun huiswerk gemaakt.
|
|
(8b)
|
Alle leerlingen, Pieter en Elisabeth Bas uitgezonderd, hadden
hun huiswerk gemaakt.
|
De grondbetekenis van 'behalve x' is 'x buiten beschouwing gelaten' ofwel
'x niet meegerekend'. Hieruit is het gebruik van behalve in
bovenstaande zinnen te verklaren (beperkend), maar ook de uitbreidende
betekenis
.
Opmerking
|
De woorden behalve en uitgezonderd worden als
voegwoord beschouwd (en niet als voorzetsel), omdat ze gevolgd kunnen
worden door de onderwerpsvorm van een persoonlijk voornaamwoord. Zie de
voorbeelden (1) en (6) hierboven, en
vergelijk daarmee het voorzetsel buiten in:
|
(i)
|
Er was niemand buiten mij.
|
Omdat behalve en uitgezonderd nooit gevolgd
worden door een (hoofd- of bij)zin, is moeilijk uit te maken of ze als
nevenschikkend, dan wel als onderschikkend voegwoord beschouwd moeten
worden. Vanwege de overeenkomsten met de andere beperkende voegwoorden en
voegwoordelijke uitdrukkingen worden ze op dezelfde plaats behandeld.
|
|
|
|
2 |
De voegwoordelijke uitdrukkingen
in zover(re) en
voor zover worden ook wel aaneengeschreven. Evenals
zover kunnen ze volledige bijwoordelijke bijzinnen, beknopte
bijzinnen of onvolledige zinnen inleiden. Voorbeelden zijn:
|
(9)
|
Voorzover ze niet over bevoegde leerkrachten beschikten,
mochten deze scholen geen einddiploma's meer uitreiken.
|
|
(10)
|
Vertaling van een gedicht is slechts mogelijk in zoverre het
dichterlijk vermogen van de vertaler met dat van de oorspronkelijke auteur
verwant is.
|
|
(11)
|
(In) zover (mij) bekend heeft er niemand gesolliciteerd.
|
|
(12)
|
Voorzover niet de stad uit, zijn alle leerlingen komen helpen.
|
|
|
3 |
De gebruiksmogelijkheden van
dat zijn beperkt; gewoon zijn in ieder geval achteraangeplaatste
zinnen met een vorm van weten als gezegde:
|
(13)
|
Komt zij uit Haarlem, dat u weet?
|
|
(14)
|
Niet dat ik weet.
|
|
|
|
|