Verduidelijkende toevoegingen achteraf
 
[ 21·9·2·1 ]
 
1 Toevoegingen die als een verduidelijking achteraf fungeren, kunnen als pendanten beschouwd worden van de elementen die met een anticiperende functie in de aanloop kunnen staan. Het element in de uitloop correspondeert met een of ander zinsdeel in de eigenlijke zin. Het heeft dan meestal ook een of ander verwijswoord in de eigenlijke zin. In de volgende voorbeelden correspondeert de uitloop respectievelijk met het lijdend voorwerp (zie (1a)), de bijwoordelijke bepaling van plaats (zie (2a)), het onderwerp (zie (3a) en (4a)) en de bijwoordelijke bepaling van tijd (zie (5a)):

(1a) Hij |heeft| het je waarschijnlijk nooit |gegeven|, dat boek.
(2a) Daar |moet| je het niet in |doen|, in die pot.
(3a) |Stonden| die er al lang | |, die bomen?
(4a) Het |is| werkelijk een lust voor het oog | |, deze soortenrijkdom aan vlinders in Voornes Duin.
(5a) Dan |ben| jij toch jarig | |, op 4 maart?

In deze gevallen kan de uitloop het verwijswoord bijna altijd vervangen (vergelijk met de aanloopgevallen in ). Vergelijk met de (a) -zinnen:

(1b) Hij |heeft| je dat boek waarschijnlijk nooit |gegeven.|
(2b) In die pot |moet| je het niet in |doen. |
(3b) |Stonden| die bomen er al lang | |?
(4b) Deze soortenrijkdom aan vlinders in Voornes Duin |is| werkelijk een lust voor het oog | |.
(5b) Op 4 maart |ben| jij toch jarig | |?

Vervanging impliceert niet dat altijd exact dezelfde plaats als het verwijswoord ingenomen kan worden, zoals zin (1b) laat zien: de substantivische naamwoordelijke constituent moet achter het voornaamwoord je staan (zie hiervoor ).
 
2 Apart moeten hier sommige voorzetselconstituenten vermeld worden die, meer dan de gevallen (1) t/m (5) hierboven, de waarde van een nevengeschikte aanvulling hebben. Ook hier is de uitloop door komma-intonatie afgescheiden, maar een verwijswoord treedt niet op. De verduidelijkende toevoeging slaat min of meer op de hele zin; de aanvullende mededeling wordt bovendien vaak vergezeld door een woord als namelijk en kan worden voorafgegaan door en wel. Voorbeelden zijn:

(6) Hij |is| al wel tien keer in Zwitserland |geweest|, om gezondheidsredenen (namelijk).
(7) We |hebben| gisteren |besloten| om het reisje maar uit te stellen, (en wel) wegens het aanhoudende slechte weer.

Op een soortgelijke wijze worden soms ook bepalingen van gesteldheid als een soort aanvulling gebruikt, bijv.:

(8) Hij |keek| ze één voor één aan | |, rustig en onverschrokken.
(9) Hij |begon| uitvoerig de punten uiteen |te zetten| van het plan, enthousiast als nooit tevoren.

Als een dergelijke bepaling uit één enkel woord bestaat kan ze slechts bij uitzondering in de uitloop staan (naarmate het woord korter is, wordt de constructie stilistisch gemarkeerder). Vergelijk bijv.:

(10a) Hij |greep| de hendel vast | |, doodsbleek.
(10b) Hij |greep| de hendel vast | |, kalm.

Gevallen zoals (6) t/m (10) hebben geen pendant in de aanloop.
     Ook emotioneel-geladen (exclamatieve) toevoegingen zoals in de volgende voorbeeldzinnen worden in de uitloop gebruikt; anders dan de gevallen hierboven hebben ze wel een verwijswoord in de eigenlijke zin:

(11) (Hij gelooft toch zeker niet) |dat| dat |kan|, de stommeling?
(12) Hij |heeft| geen dak boven zijn hoofd | |, de stakker.
(13) Ze |hebben| zo maar eventjes drie miljoen |geërfd| van een oudoom in Brazilië, de geluksvogels!
(14) Richard |kan| niet met z'n handen van Loeloe af|blijven|, de viezerik.

Opmerking


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina