Overige elementen
 
[ 21·7·3·2·iii ]
 
1 Met name in gesproken taal komt het regelmatig voor dat een of meer leden van een nevenschikking apart achterop komen te staan. De hier bestaande mogelijkheden worden in het algemeen behandeld in ; voor de afzonderlijke voegwoorden en reeksvormers zie men de desbetreffende deelparagrafen van . We geven hier enkele voorbeelden (de (b) -zinnen hieronder), waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen aaneenschakelend en tegenstellend verband:

·   aaneenschakelend verband;
     Voorbeelden met voegwoorden zijn:

(1a) Geer en Cees en/alsook Walter |zijn| gisteren |gekomen. |
(1b) Geer en Cees |zijn| gisteren |gekomen| en/alsook Walter.
(2a) Hem |werd| ƒ 2200 traktement alsmede vrije woning aan|geboden.|
(2b) Hem |werd| ƒ 2200 traktement aan|geboden| alsmede vrije woning.

Voorbeelden met reeksvormers zijn:

(3a) Én Geer én Cees én Walter |zijn| gisteren |gekomen. |
(3b) Én Geer én Cees |zijn| gisteren |gekomen| én Walter.
(4a) Hij |had| zowel voor Mieke als voor Tom een cadeautje mee|gebracht.|
(4b) Hij |had| zowel voor Mieke een cadeautje mee|gebracht| als voor Tom.
(5a) Hij |heeft| van dat geld noch een huifkar noch een speedboat |kunnen kopen.|
(5b) Hij |heeft| van dat geld noch een huifkar |kunnen kopen| noch een speedboat.
(6a) Ik |heb| Karel evenmin als Karolien |gevonden.|
(6b) Ik |heb| Karel evenmin |gevonden| als Karolien.



·   tegenstellend verband;
     Een voorbeeld met maar is:

(7a) Die doos |is| niet voor jou maar voor Moureen |bestemd.|
(7b) Die doos |is| niet voor jou |bestemd| maar voor Moureen.

Voorbeelden met respectievelijk het voegwoord of en de reeksvormer of-of zijn:

(8a) De huiseigenaar of de verzekeraar |heeft| het huis in brand |gestoken.|
(8b) De huiseigenaar |heeft| het huis in brand |gestoken| of de verzekeraar.
(9a) Of de huiseigenaar óf de verzekeraar |heeft| het huis in brand |gestoken.|
(9b) Of de huiseigenaar |heeft| het huis in brand |gestoken| óf de verzekeraar.

Bij achteropplaatsing van een deel van de nevenschikking komt de twee- of meerledigheid van het desbetreffende zinsdeel sterker tot uitdrukking. Achteropplaatsing kan ook als middel aangewend worden om een element meer prominentie te verlenen.

 
2 Ook naamwoordelijke constituenten als bijstelling of adjectivische constituenten als predikatieve nabepaling kunnen op de laatste zinsplaats staan, respectievelijk bijv.:

(10) Je |kunt| er veel picéa's aan|treffen|, een soort naaldbomen.
(11) De oudste zoon |gaat| zich op een nieuw bedrijf |vestigen|, 46 hectare groot.

Het betreft hier een soort verduidelijkende toevoegingen, vergelijkbaar met elementen in de uitloop (zie ).
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina