Splitsing van nevenschikkingen
 
[ 24·4·3 ]
 
Zin (1a) kan beschouwd worden als een samentrekking van (1b):

(1a) Monique heeft het gedaan en Madelon.
(1b) Monique heeft het gedaan en Madelon heeft het gedaan.

We hebben in (1a) te maken met twee nevengeschikte zinnen, waarbij in de tweede alles behalve het onderwerp is weggelaten.
     Zin (2a) kan echter niet beschouwd worden als een samentrekking van (2b):

(2a) Monique heeft het gedaan, alsmede/alsook Madelon.   <formeel>
(2b) Monique heeft het gedaan, alsmede/alsook Madelon heeft het gedaan.   <<uitgesloten>>

De voegwoorden alsmede en alsook kunnen namelijk geen nevengeschikte hoofdzinnen verbinden (zie ).
     Als we aannemen dat de leden van een nevenschikking discontinu kunnen voorkomen, anders gezegd: dat nevenschikkingen gesplitst kunnen worden, kunnen we de zinnen (1a) en (2a) op dezelfde manier beschrijven. Monique...en Madelon en Monique...alsmede/alsook Madelon zijn dan te beschouwen als gesplitste nevenschikkingen, zodat (1a) en (2a) te herleiden zijn tot (1c) respectievelijk (2c):

(1c) Monique en Madelon hebben het gedaan.
(2c) Monique alsmede/alsook Madelon heeft/hebben het gedaan.

Voor het splitsen van nevenschikkingen gelden de volgende regels.

[1]  Collectieve nevenschikkingen en nevenschikkingen waarvan de distributiviteit expliciet wordt aangeduid (zie ), kunnen niet gesplitst worden. Vergelijk:

(3a) Die twee stoelen en dat tafeltje vormen een stel.
(3b) Die twee stoelen vormen een stel en dat tafeltje.   <<uitgesloten>>
(4a) John en Fred zijn allebei hier geweest.
(4b) John is allebei hier geweest en Fred.   <<uitgesloten>>



[2]  Het afgesplitste lid moet achter de tweede zinspool staan (in (5) gegeven):

(5a) Hij heeft aan Johan een bijbel gegeven of aan Pieter.
(5b) Hij heeft aan Johan een bijbel of aan Pieter gegeven.   <<uitgesloten>>



[3]  Bij tweeledige nevenschikkingen moet het afgesplitste lid door een voegwoord of een element van een reeksvormer voorafgegaan worden. Vergelijk:

(6a) Er waren ministers aanwezig en mijnwerkers.
(6b) Er waren ministers en aanwezig mijnwerkers.   <<uitgesloten>>
(6c) Er waren ministers aanwezig, mijnwerkers.   <<uitgesloten>>

Bij meerledige nevenschikkingen met één voegwoord staat het voegwoord vóór het laatste lid:

(7) Er waren ministers aanwezig, mijnwerkers en kolenboeren.



[4]  Er mag in een zin niet meer dan één nevenschikking gesplitst worden. Vergelijk:

(8a) Petra en Will zullen een geel pak en een rode hoed dragen.
(8b) Petra en Will zullen een geel pak dragen en een rode hoed.
(8c) Pétra zal een geel pak en een rode hoed dragen en Wíll (verder niemand).
(8d) Petra zal een geel pak dragen en Will en een rode hoed.   <<uitgesloten>>



[5]  In de niet-afgesplitste leden mag geen element worden weggelaten:

(9a) Ik heb rode bussen gezien en gele bussen.
(9b) Ik heb rode (-) gezien en gele bussen.   <<uitgesloten>>

In de zin:

(9c) Ik heb rode bussen gezien en gele.

is volgens de in dit boek gehanteerde definities geen sprake van samentrekking.

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina