De bepaling van doel
 
[ 20·10·11 ]
 
1 De bepaling van doel (finale bepaling) geeft het doel aan van de door het gezegde uitgedrukte werking. Deze bepaling is niet altijd duidelijk te onderscheiden van de bepaling van causaliteit, met name als daardoor een reden wordt uitgedrukt: het willen bereiken van een bepaald doel kan immers de reden zijn om iets te doen of na te laten.
 
2 De bepaling van doel kan door de volgende taalelementen uitgedrukt worden.

[a]  Voorzetselconstituenten;
     Als voorzetsels treden hier op:

om tot voor en te

Dit laatste voorzetsel komt hier, samengesmolten met naamvalsvormen van een lidwoord, voor in vaste uitdrukkingen (bijv.

ter uitdrukking van ter voorkoming van

), die ook het karakter van voorzetseluitdrukkingen kunnen hebben (bijv.

ten bate van ten behoeve van ter/ten fine van ter wille van/terwille van

) (zie ). Andere doelaanduidende voorzetseluitdrukkingen zijn bijv. met het oog op en omwille van. Voorbeelden:

(1) Tot herstel van zijn gezondheid ging hij voor een jaar naar Zwitserland.
(2) Ze deed het alleen om/voor het geld.
(3) Ter voorkoming van besmetting heeft men hem afgezonderd.
(4) Ter uitdrukking van deze bepaling worden de volgende taalelementen gebruikt.
(5) De collecte wordt gehouden ten bate van de slachtoffers van de aardbeving.



[b]  Voornaamwoordelijke bijwoorden op -om, -toe en -voor;
     Voorbeelden:

(6) Er moeten alleen nog een paar details geregeld worden. Daarvoor ga ik volgende week naar Groningen.
(7) Daartoe ben ik in de wereld gekomen, om getuigenis te geven van de waarheid.



[c]  Bijzinnen van doel (finale bijzinnen);
     Als inleidende voegwoorden komen voor: dat, opdat, om en teneinde. Voor de behandeling wordt verwezen naar . Enkele voorbeelden:

(8) Schiet eens een beetje op, dat we die trein nog halen.
(9) Ze waren daar om de orde te handhaven.



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina