|
|
Zullen
|
[ 18·5·4·4·ii·f ]
|
|
Opmerking
|
Het werkwoord zullen kan gebruikt worden om uit te drukken
dat iets in de toekomst ligt; dit gebruik wordt besproken in
. Hieronder worden de gebruikswijzen behandeld die niet of niet in
eerste instantie futuraal zijn.
|
|
|
|
1 |
Zullen (presens en imperfectum) kan, meestal met
wel, uitdrukken dat iets waarschijnlijk is (ongeacht of het in
heden, verleden of toekomst ligt):
|
(43a)
|
Peter zal wel slagen.
|
|
(43b)
|
Peter dacht dat hij wel zou slagen.
|
|
(43c)
|
Peter zal wel geslaagd zijn.
|
|
(44)
|
Je zult (wel) dorst hebben met die warmte.
|
|
(45)
|
Men zal zich herinneren dat de generaal, nadat zijn paard ten
val was gekomen, te voet verder had gestreden.
|
|
|
2 |
Zou(den) kan uitdrukken dat de spreker heeft vernomen dat een
bepaalde handeling of toestand zich voordoet, zal voordoen of voorgedaan
heeft, maar dat er geen zekerheid over bestaat.
|
(46)
|
Karel zou vanavond nog thuiskomen.
|
|
(47)
|
De minister van buitenlandse zaken zou morgen naar Argentinië
vertrekken.
|
|
(48)
|
Bij de brand zouden alle bewoners zijn omgekomen.
|
Zinnen als (47) en (48) worden vooral gebruikt
in de nieuwsmedia, om al te grote stelligheid in de berichtgeving te
vermijden.
De betekenissen van zinnen met moeten (zoals weergegeven onder
b, 1), met presens- of imperfectumvormen van
zullen (zie f, 1) en met
zou(den) zoals hier bedoeld liggen dicht naast elkaar, maar
vertonen wel eigen nuances. Bij moeten ligt de nadruk op het
voorhanden zijn van gegevens op grond waarvan men een conclusie trekt; bij
zullen (f, 1) op de
waarschijnlijkheid zonder meer; bij zou(den) (f,
2) op het feit dat men iets van anderen vernomen heeft.
Vergelijk de volgende zinnen (zin (9) is hier herhaald als
(9a)):
|
(9a)
|
Moeder moet onderweg oponthoud gehad hebben, (anders
was ze geen uur te laat).
|
|
(9b)
|
Moeder zal onderweg wel oponthoud gehad hebben,
(neem ik aan).
|
|
(9c)
|
Moeder zou onderweg oponthoud gehad hebben. (Er is
bij de buren over opgebeld).
|
|
|
3 |
Ter uitdrukking van de niet-werkelijkheid van een gebeuren worden ófwel de
imperfectumvormen van zullen gebruikt, gecombineerd met de
infinitief van het zelfstandig werkwoord, ófwel de imperfectumvormen van
het zelfstandig werkwoord (zie hiervoor
):
|
(49a)
|
Als ik geld zou hebben, zou ik op reis
gaan.
|
|
(49b)
|
Als ik geld had, ging ik op reis.
|
|
(49c)
|
Als ik geld had, zou ik op reis gaan.
|
|
(49d)
|
Als ik geld zou hebben, ging ik op reis.
|
Vergelijk met mogen (d, 2). Zie ook
, [4].
Opmerking 6
|
Zin (49b) kan ook betekenen: 'Telkens als ik weer geld had,
ging ik op reis' (werkelijkheid).
|
|
|
|
4 |
De imperfectumvormen van zullen worden ook gebruikt om een
verzoek in vragende vorm voorzichtig te formuleren; vergelijk de volgende
(a) - en (b) -zinnen:
|
(50a)
|
Zou ik even mogen bellen?
|
|
(50b)
|
Mag ik even bellen?
|
|
(51a)
|
Zou u willen beginnen te lezen?
|
|
(51b)
|
Wilt u beginnen te lezen?
|
|
(52a)
|
Zou ik hier mijn koffer kunnen laten staan,
alstublieft?
|
|
(52b)
|
Kan ik hier mijn koffer laten staan, alstublieft?
|
Voor sommige verzoeken in niet-vragende vorm en voor andere voorzichtige
omschrijvingen kunnen zowel zou(den) + een daarvan afhankelijk
werkwoord als het imperfectum van alleen dat laatste werkwoord gebruikt
worden (zie
). Bij verzoeken in vragende vorm is dat evenwel niet mogelijk.
Vergelijk met zin (50a) en (50b):
|
(50c)
|
Mocht ik even bellen? (
in dezelfde betekenis)
|
|
|
5 |
In vragen kunnen presensvormen van zullen met een onderwerp in
de eerste persoon gebruikt worden om een aanbod of een verzoek om
toestemming uit te drukken:
|
(53)
|
Zal ik je even helpen?
|
|
(54)
|
Zullen we de auto vandaag maar in de garage laten
staan?
|
Opmerking 7
|
Als een soort vaste uitdrukkingen zijn te beschouwen: uitroepende zinnen
met presensvormen van zullen (vrijwel uitsluitend je
zult/zal en het zal), vergezeld van
maar (soms toch). Ze behelzen een emotionele
afwijzing van het in de zin uitgedrukte denkbeeld ('je moet er niet aan
denken dat...'):
|
(i)
|
(In Siberië is het 's winters veertig graden onder nul.) Je
zult daar maar wonen!
|
|
(ii)
|
(Een jongen van zeven jaar heeft een oude vrouw beroofd en mishandeld.)
Het zal je kind maar wezen!
|
|
|
|
|
|
|