Preciserende (na)bepalingen
 
[ 16·3·1·3 ]
 
Voorbeelden met een plaatsaanduidend bijwoord als kern van de constituent zijn:

(1) daar boven
(2) hier beneden
(3) overal elders

In deze constituenten kan het tweede bijwoord als een nadere precisering van het eerste opgevat worden (vergelijk met ). Het draagt telkens het accent. Overigens kunnen dergelijke verbindingen naargelang van de context ook anders geïnterpreteerd worden. Ligt het accent op het eerste bijwoord, dan bepaalt dit het erop volgende bijwoord:

(4) híer beneden (en niet dáár beneden)
(5) óveral elders (en niet zo maar ergens)

In het volgende geval is maar één interpretatie mogelijk (met ergens als kern):

(6) ergens ánders


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina