Complementen ingeleid door een voegwoord
 
[ 15·4·4 ]
 
Adjectieven kunnen een complement bij zich hebben dat met één van de voegwoorden dan, als, zoals, evenals of gelijk begint. Steeds wordt er een vergelijking uitgedrukt. Voorbeelden zijn:

(1) (Hij was) blond als een viking.
(2) (Piet is) veel luier dan z'n buurman.

Bij een adjectief in de stellende trap wordt het door een voegwoord ingeleide complement meestal gecombineerd met (net) zo of even (zie voor de keuze tussen beide ), dat voor het adjectief staat, bijv.:

(3) (Petra is) net zo/even slim als haar zus.
(4) (Het is) zo groen als gras.

Er is in die gevallen met andere woorden sprake van een bijwoordelijke constituent die de kern van de adjectivische constituent omsluit.
     Wordt het adjectief attributief gebruikt, dan staat het complement achter het bepaalde substantief, bijv.:

(5) (Ik vind het) [een] aardiger [liedje] dan het vorige.

Het complement staat soms achter in de zin (zie ), ook als het kernadjectief niet attributief gebruikt is, bijv.:

(6) (Ze had het altijd al) [een] aardiger [liedje] (gevonden) dan dat andere.
(7) (Ze had dat ene liedje altijd al) aardiger (gevonden) dan die andere.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina