|
|
Een afhankelijke zin (voorzetselvoorwerpszin)
|
[ 20·6·3·3 ]
|
1 |
Als een afhankelijke zin als voorzetselvoorwerp fungeert, staat gewoonlijk
(maar zie onder 2) het voorzetsel in de rompzin en vormt het
met er een voornaamwoordelijk bijwoord, dat dienst doet als
voorlopig voorzetselvoorwerp.
Vergelijk (het voorlopig voorzetselvoorwerp is gecursiveerd; de
afhankelijke zin is voorzetselvoorwerpszin):
|
(1a)
|
Denk erom dat je niemand overslaat.
|
|
(1b)
|
Denk om dat je niemand overslaat.
<<uitgesloten>>
|
|
(2a)
|
Ik ben er bang voor dat ze het niet zal halen.
|
|
(2b)
|
Ik ben bang voor dat ze het niet zal halen.
<<uitgesloten>>
|
Andere voorbeelden:
|
(3)
|
Ze rekende erop dat Karel haar niet in de steek zou laten.
|
|
(4)
|
Ik twijfel eraan of het feest nu nog wel door zal gaan.
|
|
(5)
|
Ik zou ervan schrikken als je dat deed.
|
|
(6)
|
Hij verlangde er al een hele tijd naar (om) eens een
week lang niets te hoeven doen.
|
|
(7)
|
Ze verbaasde zich erover hoe prachtig de hele natuur geordend
was.
|
|
(8)
|
Ik was ervan overtuigd: Karel kon alles bereiken wat hij wilde.
|
|
(9)
|
Anton twijfelde er niet aan, of Ina Damman zou die
dag voorbijkomen.
|
Meestal gaat de rompzin aan de afhankelijke zin vooraf, maar een zin met
achter-pv (een bijzin) kan ook gevolgd worden door de rompzin (de
afhankelijke zin staat dan in de aanloop van de samengestelde zin), bijv.:
|
(10)
|
Dat je groot gelijk hebt, daar ben ik van overtuigd.
|
Het voornaamwoordelijk bijwoord is in zo'n geval eigenlijk
herhaald voorzetselvoorwerp (vergelijk
).
|
|
2 |
Meermalen is in samengestelde zinnen met een voorzetselvoorwerpszin
helemaal geen voornaamwoordelijk bijwoord aanwezig. Zo zijn naast elkaar
mogelijk:
|
(11a)
|
Ik ben er bang voor dat ze het niet zal halen.
|
|
(11b)
|
Ik ben bang dat ze het niet zal halen.
|
|
(12a)
|
Ik ben er benieuwd naar of ze wat gevangen hebben.
|
|
(12b)
|
Ik ben benieuwd of ze wat gevangen hebben.
|
|
(13a)
|
Ik schaam me erover dat ik daar niet aan gedacht heb.
|
|
(13b)
|
Ik schaam me dat ik daar niet aan gedacht heb.
|
Dit komt ook voor bij beknopte bijzinnen. Vergelijk:
|
(14a)
|
Hij is er altijd maar bang voor om te vallen.
|
|
(14b)
|
Hij is altijd maar bang om te vallen.
|
|
(15a)
|
We zijn er graag toe bereid (om) haar te helpen.
|
|
(15b)
|
We zijn graag bereid (om) haar te helpen.
|
|
(16a)
|
Ik ben ertoe geneigd (om) dit te geloven.
|
|
(16b)
|
Ik ben geneigd (om) dit te geloven.
|
Een enkele keer is een constructie zonder voornaamwoordelijk bijwoord
gewoner dan een met, bijv. bij de werkwoorden aarzelen en
schromen:
|
(17)
|
Aarzel niet een beroep op mij te doen.
|
In sommige gevallen zijn samengestelde zinnen van dit type zonder
voornaamwoordelijk bijwoord
niet voor iedereen aanvaardbaar
. Dit geldt bijv. voor de volgende (b) -zinnen. Tegen zulke
zinnen hoeft echter geen bezwaar gemaakt te worden.
|
(18a)
|
Ik twijfel eraan of het feest nu nog wel door zal gaan.
|
|
(18b)
|
Ik twijfel of het feest nu nog wel door zal gaan.
|
|
(19a)
|
We zijn ervan overtuigd dat ze zal slagen.
|
|
(19b)
|
We zijn overtuigd dat ze zal slagen.
|
|
(20a)
|
We zijn er nieuwsgierig naar of ze wat gevangen
hebben.
|
|
(20b)
|
We zijn nieuwsgierig of ze wat gevangen hebben.
|
Opmerking
|
Het gebruik van al dan niet gesplitste voornaamwoordelijke bijwoorden en
de plaats daarvan in zinnen als de bovenstaande (bijv. er bang
voor naast ervan overtuigd) wordt (mede)
bepaald door de regels van de woordvolgorde; zie hiervoor
.
|
|
literatuur bij
:
Duinhoven [1989], Hadderingh [1992], De Meersman [1986], Paardekooper
[1986], Perridon [1991], Schermer-Vermeer (1988a; 1990; 1991b), Van den
Toorn (1971b), Zwaan [1972]
|
|
|
|