|
|
Adjectivische constituenten in de partitieve genitief
|
[ 14·5·3·9·ii ]
|
|
Een adjectivische constituent in de zogenaamde partitieve genitief (de kern
van de adjectivische constituent krijgt een s-uitgang) kan
nabepaling zijn bij de niet-collectiverende onbepaalde voornaamwoorden
iets, niets (niks), iemand,
niemand, wat,
genoeg, voldoende, allerlei,
allerhande, velerlei, bijv.:
|
(1)
|
iets typerends
|
|
(2)
|
iets heel raars
|
|
(3)
|
niets wezenlijks
|
|
(4)
|
iemand anders
|
|
(5)
|
wat lekkers
|
|
(6)
|
(Je hebt) genoeg stoms (gezegd.)
|
|
(7)
|
allerhande moois
|
Meer voorbeelden hiervan treft men aan in
.
Opmerking
|
Ook na het vragende wat voor kan een genitief voorkomen,
bijv.:
|
(ia)
|
Wat voor leuks is daar nu aan?
|
Het is echter twijfelachtig of hier sprake is van een nabepaling in de
genitief. Gevallen met wat voor gedragen zich anders dan
de bovengenoemde gevallen in (1) t/m (7).
Wat kan bijv. los van de rest vooraan in de zin geplaatst
worden:
|
(ib)
|
Wat is daar nu voor leuks aan?
|
In dit opzicht komt de constructie overeen met die van een zin als
(iia), waarin wat ook los van de rest kan
voorkomen:
|
(iia)
|
Wat voor leuke zinnen zijn dat?
|
|
(iib)
|
Wat zijn dat voor leuke zinnen?
|
In het laatstgenoemde voorbeeld is zinnen de kern.
Zinnen congrueert immers met de persoonsvorm
zijn. Parallel daaraan zou men derhalve ook kunnen aannemen
dat in (i) leuks de kern is en niet een
nabepaling. Zie in verband hiermee ook
.
|
|
|
|
|
|