|
|
Een vragend of uitroepend voornaamwoord als deel van een naamwoordelijke of
adjectivische constituent
|
[ 21·3·5·3 ]
|
|
Vragende (c.q. uitroepende) voornaamwoorden die deel uitmaken van een
naamwoordelijke of een adjectivische constituent kunnen van deze
constituenten gescheiden worden. Vergelijk de volgende paren zinnen:
|
(1a)
|
Wat voor (een) raar boek |heb| je daar?
|
|
(1b)
|
Wat |heb| je daar voor (een) raar boek?
|
|
(2a)
|
Wat voor zinnigs |kun| je daar nu over |vertellen?|
|
|
(2b)
|
Wat |kun| je daar nu voor zinnigs over |vertellen?|
|
|
(3a)
|
Wat een vervelende jóngen |ben| je toch!
|
|
(3b)
|
Wat |ben| je toch een vervelende jóngen!
|
|
(4a)
|
Wat vervélend |is| dat!
|
|
(4b)
|
Wat |is| dat vervélend!
|
In de zinnen (a) -zinnen van (1) t.e.m.
(4) staat het informatief belangrijkste element vooraan in
de zin, in de (b) -zinnen verder achteraan. Aangezien het
vragende (c.q. uitroepende) voornaamwoord plaatsvast is, kan het niet mee
naar achteren komen. Wat de informatieve geleding betreft zijn alleen de
(b) -zinnen in overeenstemming met het links-rechts-principe.
Dat betekent overigens niet dat dit soort splitsing altijd even
gebruikelijk is als niet-splitsing of zelfs niet dat splitsing altijd
mogelijk is. Alleen als de bedoelde constituent de functie van lijdend
voorwerp (zie (1) en (2)) of van naamwoordelijk
deel van het gezegde (zie (3) en (4)) heeft,
is splitsing in principe zonder meer mogelijk. Bij een indirect object is
splitsing uitgesloten, vergelijk bijv. (5), met een lijdend
voorwerp, en (6), met een indirect object:
|
(5a)
|
Wat voor mensen |zullen| we volgend jaar uit|nodigen?|
|
|
(5b)
|
Wat |zullen| we volgend jaar voor mensen uit|nodigen?|
|
|
(6a)
|
Wat voor mensen |zullen| we straks een kaart |sturen?|
|
|
(6b)
|
Wat |zullen| we straks voor mensen een kaart |sturen?|
<<uitgesloten>>
|
Betreft het een onderwerp, dan moet er ofwel sprake zijn van een passieve
zin waarvan het onderwerp correspondeert met het lijdend voorwerp van een
actieve zin (zie (8)), ofwel het moet gaan om een zin met
een onovergankelijk werkwoord, presentatief er (of:
hier/daar) en een niet-handelend onderwerp (zie
(9) t.e.m. (12)). Vergelijk:
|
(7a)
|
Wat voor mensen |hebben| jouw proefschrift |gekocht?|
|
|
(7b)
|
Wat |hebben| voor mensen jouw proefschrift |gekocht?|
<<uitgesloten>>
|
|
(8a)
|
Wat voor boeken |zijn| er dit jaar zoal |gelezen?|
|
|
(8b)
|
Wat |zijn| er dit jaar zoal voor boeken |gelezen?|
|
|
(9a)
|
Wat voor vreselijks |is| er nu weer |gebeurd?|
|
|
(9b)
|
Wat |is| er nu weer voor vreselijks |gebeurd?|
|
|
(10a)
|
Wat een troep |ligt| er hier toch!
|
|
(10b)
|
Wat |ligt| er hier toch een troep!
|
|
(11a)
|
Wat voor boeken |liggen| daar?
|
|
(11b)
|
Wat |liggen| daar voor boeken?
|
|
(12a)
|
Wat een boeken |staan| er op jouw kamer!
|
|
(12b)
|
Wat |staan| er een boeken op jouw kamer!
|
Maakt wat voor deel uit van een voorzetselconstituent, dan
is splitsing uitgesloten, bijv.:
|
(13a)
|
In wat voor cafés |kom| jij zoal?
|
|
(13b)
|
In wat |kom| jij zoal voor cafés?
<<uitgesloten>>
|
Zie voor meer voorbeelden van het hier besproken soort splitsing
en
.
|
|
|
|