|
|
Substantief + adjectief
|
[ 12·4·3·2 ]
|
1 |
Voorbeelden van het procédé 'substantief + adjectief' zijn:
beresterk,
doodsbang,
hemelsblauw,
honkvast,
ijzersterk,
levensmoe,
vormvast,
winterhard,
woordblind,
zonneklaar.
Zoals uit de voorbeelden blijkt, treedt soms een -e- (sjwa) of
een -s- als tussenklank op. Het is evenwel niet duidelijk
wanneer dat precies het geval is, vergelijk bijv.
doodsbang met
doodeng. De situatie is vergelijkbaar met die bij substantivische
samenstellingen
. In enkele gevallen is er sprake van een meervoudig substantief als
eerste lid, bijv.
dagenlang,
ellenlang en het alleen predicatief te gebruiken
mijlenver (vergelijk verder
).
|
|
2 |
De betekenisverhoudingen bij deze groep zijn zeer verscheiden. Een
productief type vormen zeker de samenstellingen die een vergelijking
uitdrukken: 'zo (+ adjectief) als -'. Voorbeelden:
bikkelhard,
boterzacht,
broodnodig,
eivol,
glashelder,
kurkdroog,
lijkbleek,
loodzwaar,
pijlsnel,
rotsvast,
torenhoog.
Hierbij horen kleuraanduidende adjectieven als:
asgrauw,
grasgroen,
hagelwit,
kanariegeel,
vuurrood
. Bij de meeste van die adjectieven bevat de betekenis bovendien het
element versterking: 'zeer, in hoge mate (+ adjectief)'. Vaak gaat dit
element overheersen. Louter versterkend zijn bijv.
beeldschoon,
beregoed,
broodnuchter,
hondsbrutaal,
keihard (in:
keiharde muziek
(= 'erg luide muziek')),
kiplekker (in:
zich kiplekker voelen
(= 'erg fit')),
poepdeftig,
potdoof,
stapelgek,
straatarm,
wondersterk,
zielsblij.
Soms wordt het eerste deel om die reden wel als een (versterkend)
voorvoegsel opgevat (vergelijk
). In dat geval zou de formatie als een afleiding beschouwd moeten
worden, maar terwille van de eenheid behandelen wij ze hier bij de
samenstelling. Vergelijk verder
bloedrood ('rood als bloed') en
bloedheet,
bloedserieus (versterkend);
doodsbleek ('bleek als de dood (i.e. als een dode)') en
doodeerlijk,
doodgoed,
doodleuk,
doodmoe (versterkend);
reuzegroot ('groot als een reus') en
reuzeblij,
reuzefijn,
reuzeleuk (versterkend);
stokstijf ('stijf als een stok') en
stokdoof,
stokoud (versterkend). Als een stapelvorm kan beschouwd worden:
spiksplinternieuw.
Wanneer het eerste lid versterkend is, kan in
informeel taalgebruik
de versterking nog verscherpt worden door dat eerste lid in nevenschikking
te herhalen, bijv.
ijs-en-ijskoud,
kei-en-keihard,
piep-en-piepklein
(vergelijk
).
Het type met vergelijkende of versterkende betekenis draagt het accent op
het eerste lid.
Opmerking
|
Sommige versterkende eerste elementen kunnen in informele taal ook los
voorkomen, in niet-attributief gebruik, bijv.:
|
(i)
|
Ik vind het reuze. (i.e. reuzeleuk of
reuzefijn)
<informeel>
|
|
(ii)
|
Hij is helemaal stapel. (i.e. stapelgek of
stapelverliefd).
<informeel>
|
|
|
|
|
3 |
Andere betekenisverhoudingen tussen de samenstellende delen zijn moeilijk
te systematiseren. We verwijzen de lezer naar het woordenboek. Meestal kan
de betekenis omschreven worden met behulp van een voorzetsel of een
voorzetseluitdrukking. We noemen hieronder een aantal productieve groepen,
geordend volgens het tweede lid van de samenstelling. De groepen met
-rijk en -vol dragen het accent gewoonlijk op het
eerste lid, die met -waard(ig) heeft het accent op dit tweede
lid.
|
·
-arm, bijv. in
contactarm,
eiwitarm,
fosfaatarm,
kansarm,
vetarm,
voedselarm,
zoutarm
: 'arm aan -';
·
-klaar, bijv. in
bedrijfsklaar,
gebruiksklaar,
panklaar,
persklaar,
winterklaar
: 'klaar voor -';
·
-rijk, bijv. in
beeldrijk,
belangrijk,
eiwitrijk,
fantasierijk,
kleurrijk,
olierijk,
roemrijk,
succesrijk,
voedselrijk,
zuurstofrijk
: 'rijk aan -';
·
-vol, bijv. in
eervol,
gewetensvol,
hoopvol,
roemvol,
sfeervol,
smaakvol,
temperamentvol,
waardevol
: 'vol (van) -, met veel -';
Dit type staat qua betekenis dicht bij het vorige, maar het lijkt minder
mogelijkheden te hebben. Het is, meer dan het type met -rijk,
een pendant van afleidingen op -loos. (Formaties met
-vol als tweede lid worden zelf ook wel als afleidingen
beschouwd.) Bij een aantal woorden, vooral bij nieuwvormingen, kan licht
de indruk van een germanisme ontstaan, bijv. of
gevaarvol (voor:
gevaarlijk of
vol gevaar),
kunstvol (voor:
kunstig),
prachtvol (voor:
prachtig).
·
-vriendelijk, bijv. in
bedrijfsvriendelijk (
een bedrijfsvriendelijke economische politiek
),
kindvriendelijk (
een kindvriendelijke maatschappij
,
milieuvriendelijk: 'vriendelijk voor/ten opzicht van -';
Als negatieve pendant zijn hier samenstellingen met
-vijandig mogelijk, soms ook met
-onvriendelijk, vergelijk bijv.
kindvijandig met
kindonvriendelijk.
·
-vrij, bijv. in
belastingvrij,
cafeïnevrij,
kernwapenvrij,
kruisingsvrij,
onkruidvrij,
portvrij,
sneeuwvrij,
suikervrij
: 'vrij van -';
De betekenis van samenstellingen van dit type sluit nauw aan bij
afleidingen op -loos. Toch kunnen beide vormen zelden door
elkaar gebruikt worden. Bij samenstellingen met
-vrij is meer de gedachte aan een
werking aanwezig (vrij maken, stellen of houden van, bijv. in
een verkeersvrije binnenstad
), bij afleidingen op -loos niet.
Vergelijk bijv.
autoloze zondagen
(ook wel, met ongeveer dezelfde betekenis:
autovrij) en:
|
(1)
|
Het plein moet met het oog op de jaarlijkse kermis autovrij
gemaakt worden. (niet: autoloos)
|
Als het grondwoord een stofnaam is, kan vrijwel altijd uitsluitend (maar:
zoutloos!) een samenstelling met -vrij voorkomen, bijv.
loodvrij,
suikervrij,
houtvrij
enzovoort (resp. in
loodvrije benzine
,
suikervrije kauwgom
,
houtvrij papier
), waarnaast - uiteraard met verschil in betekenis - vaak ook
samenstellingen met -arm mogelijk zijn.
Een aantal samenstellingen hebben als betekenis (onder meer) 'bestand,
beschermd tegen -', bijv.
kogelvrij,
vorstvrij,
roestvrij,
stofvrij
enzovoort (resp. in
een kogelvrij vest
,
een vorstvrije kelder
,
roestvrij staal
,
iets stofvrij opbergen
. Voor overeenkomstige samenstellingen met een werkwoordsstam als eerste
lid zie
.
·
-waardig of
-waard, bijv. in
achtenswaardig,
afkeurenswaardig,
behart(ig)enswaardig,
benijdenswaardig,
bewonderenswaardig,
bezienswaardig,
lovenswaardig,
noemenswaardig,
prijzenswaardig,
wetenswaardig
;
De woorden waardig en waard worden vooral
gecombineerd met een gesubstantiveerde infinitief. Er treedt altijd een
-s- als tussenklank
op. De betekenis kan omschreven worden als 'het afkeuren/het lezen (enz.)
waard'. De samenstellingen met waardig zijn gewoner dan die
met waard, welke laatste bovendien niet licht attributief
gebruikt worden. Vergelijk bijv.:
|
(2)
|
Ik vind het een afkeurenswaardige daad.
|
|
(3)
|
Hij vond het niet eens vermeldenswaard. (of: ...niet eens
het vermelden waard)
|
Zie ook
, groep [2].
Daarnaast komen zonder tussenklank -s- ook een aantal
samenstellingen met een ander substantief als eerste lid voor, bijv.
deerniswaard(ig),
eerbiedwaard(ig),
eerwaard(ig) (de vorm
eerwaarde is beperkt tot combinaties als
eerwaarde heer/moeder/vader/zuster
en tot zelfstandig gebruik, als aanspreking van een geestelijke),
kredietwaardig,
roemwaard(ig), met als betekenis 'eer (enz.) verdienend, waard
zijnd'. Geïsoleerde gevallen zijn
luchtwaardig en
zeewaardig (respectievelijk gezegd van vliegtuigen en schepen), met
de betekenis 'geschikt om in de lucht/op zee te gaan'.
|
|
|
|
|