|
|
De voorvoegsels on-, non-, in- en
a-; niet-
|
[ 12·4·2·2·1 ]
|
a |
Met behulp van het voorvoegsel on- worden van adjectieven
nieuwe adjectieven afgeleid met een ontkennend betekeniselement dat vaak
verbonden is met een negatieve waardering. Voorbeelden zijn:
onartistiek,
onbekwaam,
ondiep,
oneffen,
onelegant,
ongrieks,
onheus,
onjuist,
onnijmeegs,
onzeker.
Het afleidingsprocédé is productief.
Van een aantal categorieën van adjectieven zijn afleidingen met
on- ongebruikelijk, met name van:
|
[a]
absolute of absoluut gebruikte adjectieven, zoals
rechthoekig,
fluwelen,
taalkundig,
Chinees,
huidig
;
Worden dergelijke adjectieven in een relatieve betekenis gebruikt, dan
kunnen ze wel een afleiding met on- naast zich krijgen.
Vergelijk bijv. het gebruik van het adjectief
Engels in
een Engelse gewoonte
waarnaast als negatieve pendant
onengels mogelijk is, bijv. in:
|
(1)
|
Breken met de traditie wordt beschouwd als een onengelse
houding ('niet in overeenstemming met de aard van de Engelsen')
|
en het gebruik van
Engels in
de Engelse vlag
. In het laatste geval is geen negatieve pendant mogelijk.
De vorming van adjectieven met on- is
uitgesloten
bij van geografische namen afgeleide adjectieven op
-er zoals Groninger
, alsmede bij vormaanduidende adjectieven en stofadjectieven.
[b]
adjectieven waarnaast een tegengesteld adjectief bestaat (zogenaamde
antoniemen), zoals
klein - groot,
hoog - laag,
breed - smal,
dik - dun,
warm - koud
;
[c]
kleuraanduidende adjectieven, zoals
rood,
blauw,
groen
;
[d]
negatief geladen adjectieven, zoals
kwaad,
erg,
boos,
slecht,
gering
.
|
Toch komen in bepaalde contexten, vooral na de ontkennende woorden
niet of geen, ook van adjectieven uit de
categorieën [b] en [d] vormen met on-
voor, bijv. in:
|
(2)
|
Het is geen onknappe jongen.
|
|
(3)
|
Ik vind het een niet onaardig idee.
|
|
(4)
|
Het is bepaald geen ongeringe verdienste.
|
Soms bestaan zowel een antoniem als een vorm met on- naast
elkaar, waarbij verschil in betekenis kan optreden, bijv.
gezond - ziek naast
ongezond (= 'ziekelijk; schadelijk voor de gezondheid'), bijv. in:
Omgekeerd zijn er adjectieven met on- die zonder 'positieve'
pendant voorkomen, bijv.
onvermijdelijk,
onmetelijk,
onmiskenbaar
(zie voor dergelijke afleidingen op -lijk en -baar
). Woorden als
onbeschoft,
onbesuisd,
onpasselijk en
onstuimig
zijn van synchroon standpunt uit als ongeleed te beschouwen.
Een apart geval vormen ten slotte de adjectieven
guur (gezegd van het weer: 'bar, onaangenaam koud') en
onguur ('schrikwekkend; gemeen'), die allebei een negatieve waarde
hebben.
|
|
b |
Behalve het voorvoegsel on-, en vaak in de plaats daarvan,
wordt het ontkennende bijwoord niet gebruikt, dat vooral bij
attributief gebruikte adjectieven kan fungeren als een voorvoegsel (men kan
hier ook spreken van een samenstelling met niet als eerste
lid). De aldus gevormde adjectieven worden dan geschreven met een
koppelteken tussen niet en het grondwoord. Voorbeelden van dit
eveneens productieve procédé zijn:
niet-bekwaam,
niet-confessioneel,
niet-democratisch,
niet-grammaticaal,
niet-officieel,
niet-ontvankelijk,
niet-productief,
niet-verenigbaar.
Opmerking 1
|
Dergelijke combinaties worden als een eenheid gevoeld, hoewel ze dat
geenszins altijd zijn. Met name ten aanzien van als adjectief gebruikte
deelwoorden en van deelwoorden afgeleide adjectieven (zie
) is het niet altijd duidelijk of we met één adjectief dan wel met
een 'toevallige' combinatie te maken hebben. Vergelijk bijv. de zinnen:
|
(ia)
|
Het kind behoorde nog niet tot de geloofsgemeenschap omdat het (nog)
niet gedoopt was.
|
|
(iia)
|
Ze wilden niet met die kinderen omgaan omdat ze niet (-)
gedoopt waren. (= 'ongedoopt')
|
Incorporatie in een naamwoordelijke constituent
kan resulteren in respectievelijk:
|
(ib)
|
Het nog niet gedoopte kind (ging niet mee naar de kerk).
|
|
(iib)
|
(Met) die niet-gedoopte kinderen (maakten ze steeds weer
ruzie).
|
In (ia) en (ib) is er sprake van een
toevallige omstandigheid of toestand, in (iia) en
(iib) van een blijvende eigenschap (ongedoopten tegenover
gedoopten). In deze interpretatie zijn in zin (iia), met
een naamwoordelijk gezegde, aan het eind de volgordes: (...)
omdat ze niet waren gedoopt of (...) waren niet(-)
gedoopt
uitgesloten
(zie
). In zin (ia), met een werkwoordelijk gezegde,
daarentegen is aan het eind de volgorde (...) niet was
gedoopt wel mogelijk. Zowel in (iia) als in
(iib) kan tussen niet en het adjectief een
koppelteken worden geschreven, hoewel dat in een geval als
(iia) ongebruikelijk is.
Ook bij combinaties als
niet ongeringe, bijv. in
(een) niet ongeringe (verdienste)
hebben we niet met één woord, maar met een groep te maken.
|
|
Het procédé niet + adjectief heeft ruimere
toepassingsmogelijkheden dan het voorgaande, aangezien de beperkingen die
bij on- gelden hier niet van toepassing zijn. Zo zijn onder
andere in tegenstellend verband mogelijk
niet-euclidisch (in:
de niet-euclidische meetkunde
),
niet-letterlijk (in:
een niet-letterlijke vertaling
),
niet-samengesteld (bijv. in:
planten met niet-samengestelde of enkelvoudige bladeren
),
niet-stromend (in:
niet-stromend water
) of
niet-taalkundig en
niet-rood, respectievelijk in:
|
(6)
|
Deze geleerde heeft ook niet-taalkundige werken op z'n naam
staan.
|
|
(7)
|
De niet-rode figuren op dit schilderij staan duidelijk op de
achtergrond).
|
Naast de genoemde vormen bestaan geen afleidingen met on-.
Soms komen beide vormen voor, waarbij een verschil in betekenis kan
optreden. De vorm met niet- heeft dan een 'neutraal'
ontkennend betekeniselement, terwijl die met on- een negatief
oordeel aangeeft (zie hoger), bijv.
niet-christelijk tegenover
onchristelijk ('niet in overeenstemming met de christelijke leer of
moraal'),
niet-Nederlands (in:
niet-Nederlandse (d. i. vreemde) woorden
) tegenover
onnederlands ('niet volgens de regels van het Nederlands', bijv. in:
een onnederlandse constructie
), enzovoort. Dat betekenisverschil hoeft niet steeds aanwezig te zijn;
vergelijk bijv. met elkaar
niet-productief/onproductief,
niet-officieel/onofficieel,
niet-gebonden (als politieke term gewoner dan: )
/ongebonden,
niet-conventioneel/onconventioneel,
niet-controleerbaar/oncontroleerbaar, enz.
|
|
c |
Bij enkele van oorsprong vreemde woorden wordt het ontkennende adjectief
ook wel met non- gevormd, bijv.
non-figuratief (gewoner dan
niet-figuratief),
non-conformistisch (naast
niet-conformistisch of
onconformistisch),
non-actief (in:
op non-actief stellen/staan
).
|
|
d |
De voorvoegsels in- (im- vóór b,
p of m, il- vóór l,
ir- vóór r) en a- (an-
vóór een klinker) treden op in vreemde woorden, die doorgaans als geheel
ontleend zijn. Voorbeelden met in- (of varianten daarvan) zijn:
inactief,
inadequaat,
incompleet,
incorrect,
inefficiënt,
informeel,
inhumaan,
instabiel;
immaterieel;
illegaal;
irreëel.
Voorbeelden van afleidingen met a(n)- zijn:
afoon,
anorganisch,
apolitiek,
areligieus,
aseksueel,
asociaal,
asymmetrisch,
atonaal.
Dergelijke woorden met het voorvoegsel a- komen vooral voor in
wetenschappelijk taalgebruik, bijv.
anaëroob,
aselect,
atypisch
respectievelijk in
anaërobe bacteriën
,
een aselecte steekproef
,
een atypisch ziektebeeld
.
Qua betekenis sluit a- zich gewoonlijk aan bij het strikt
'neutrale' niet-, vergelijk bijv.
apolitiek/niet-politiek tegenover
onpolitiek of
areligieus/niet-religieus tegenover
onreligieus. Maar
asociaal heeft dezelfde betekenis als en is gewoner dan
onsociaal. Het voorvoegsel in- lijkt zich aan te
sluiten bij on-, vergelijk bijv. het negatief waarderende
immoreel ('in strijd met de goede zeden') met
amoreel. Dergelijke betekenisverschillen of verschillen in nuance
zijn echter niet voor iedereen aanwezig. In veel gevallen komen woorden van
de tot nog toe besproken types zonder betekenisverschil naast elkaar voor,
bijv.
improductief/onproductief/niet-productief,
instabiel/onstabiel,
impopulair/onpopulair/niet-populair,
irrelevant/niet-relevant
, enzovoort.
|
|
|
|