Incorporatie van zinsdelen
 
[ 14·5·1·3 ]
 
Adjectieven en equivalenten daarvan (deelwoorden en infinitieven met te) die als voorbepaling bij een substantief gebruikt worden, kunnen vergezeld gaan van allerlei elementen zoals de gecursiveerde woorden in de volgende voorbeelden:

(1) (het) altijd vrolijke (meisje)
(2) (de) luid blaffende (honden)
(3) (de) gisteren aangekondigde (maatregelen)
(4) (een) uiterst moeilijk te onderscheiden (deeltje)

Zulke elementen zijn niet zonder meer gelijk te stellen met (voor) bepalingen bij een adjectivische kern zoals zeer in (een) zeer hard (gesteente). Zie over het verschil .
     De samenhang binnen de hier bedoelde woordcombinaties kan inzichtelijk gemaakt worden als we een verband leggen tussen het gebruik van adjectieven en werkwoorden als (deel van een) gezegde in een zin en het attributieve gebruik van diezelfde elementen. Vergelijk in de volgende voorbeelden telkens de (a) - en de (b) -zin met (c):

(5a) Deze gewoontes zijn gangbaar in Bulgarije.
(5b) De gewoontes (, ) die in Bulgarije gangbaar zijn, waren hem duidelijk niet bekend.
(5c) De in Bulgarije gangbare gewoontes waren hem duidelijk niet bekend.
(6a) De ambtenaren aten met veel smaak broodjes.
(6b) De ambtenaren, die met veel smaak broodjes aten, bespraken de sportuitslagen.
(6c) De met veel smaak broodjes etende ambtenaren bespraken de sportuitslagen.
(7a) Die ster is niet met het blote oog te onderscheiden.
(7b) De ster, die niet met het blote oog te onderscheiden is, kan alleen met een ultrasterke sterrekijker waargenomen worden.
(7c) De niet met het blote oog te onderscheiden ster kan alleen met een ultrasterke sterrekijker waargenomen worden.

In zin (5a), evenals in de betrekkelijke bijzin in (5b), is het adjectief gangbaar naamwoordelijk deel van het gezegde. In diezelfde zinnen vervult in Bulgarije de functie van bijwoordelijke bepaling van plaats. In zin (6a) en in de betrekkelijke bijzin in (6b) is het werkwoordelijk gezegde aten vergezeld van het lijdend voorwerp broodjes en de bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid met veel smaak. De zinnen (7a) en (7b) bevatten behalve de werkwoordsvorm te onderscheiden de ontkenning niet en de bijwoordelijke bepaling van middel met het blote oog. De genoemde zinsdelen zien we in de overeenkomstige (c) -zinnen terugkeren, maar nu als delen van een naamwoordelijke constituent die voor de kern daarvan staan.
     Vatten we de adjectieven, deelwoorden en infinitieven op als vooropgeplaatste (naamwoordelijke of werkwoordelijke) gezegdes, dan kunnen we heel in het algemeen stellen dat samen met het gezegde andere elementen met de waarde van een zinsdeel via een adjectivische constituent (bijv. in Bulgarije gangbare in (5c)) mee geïncorporeerd zijn in een naamwoordelijke constituent (de in Bulgarije gangbare gewoontes in het gegeven voorbeeld). Aangezien over de wijze waarop een en ander precies in z'n werk gaat nog teveel onduidelijkheid bestaat, volstaan we hier met een globale weergave van de voornaamste mogelijkheden van wat wij incorporatie van zinsdelen noemen.
     Andere voorbeelden van naamwoordelijke constituenten met in een adjectivische voorbepaling geïncorporeerde zinsdelen zijn:

(8) (Jan beschouwt dit als) [een] voor Polen moeilijk [hoofdstuk van de Nederlandse grammatica].
(9) [Het] volgens mij voor hem belangrijke [bericht] (heeft hij niet eens bekeken)!
(10) (De overval is gepleegd door) [een] vermoedelijk blonde [man].
(11) [Het] met blokken spelende [kind] (begon te huilen).
(12) [De] aan haar gezonden [brief] (heeft haar helaas niet bereikt).
(13) [De] door het lawaai gek geworden [gevangene] (bonsde hard op de deur).
(14) [De] met het oog op de nieuwe ontwikkelingen spoedig te verwachten [maatregelen] (zouden tot een ingrijpende reorganisatie moeten leiden).

Worden geïncorporeerde elementen gecombineerd met een graadaanduidende of kwantificerende voorbepaling, dan staan ze daar verplicht voor. Vergelijk:

(15a) (dat) verkeerstechnisch erg moeilijke (probleem)
(15b) (dat) erg verkeerstechnisch moeilijke (probleem)   <<uitgesloten>>

Beperkingen op deze, vooral in geschreven taalgebruik voorkomende, vooropgeplaatste constructies worden voorzover we kunnen overzien alleen opgelegd door de factoren verstaanbaarheid en elegantie. Deze zijn evenwel niet nauwkeurig te formuleren. Bij heel uitgebreide reeksen elementen zal men gauw geneigd zijn een bijzin als nabepaling bij een substantief te gebruiken in plaats van allerlei elementen in een adjectivische constituent als voorbepaling te incorporeren, vergelijk bijv. (16b) met (16a):

(16a) [De] volgens onze directeur zijn moeder altijd met veel plezier brieven schrijvende [jongen] (is weggelopen).
(16b) De jongen, die volgens onze directeur zijn moeder altijd met veel plezier brieven schrijft/schreef, (is weggelopen).

Verder vermijdt men om eufonische redenen zoveel mogelijk dat twee gelijkluidende lidwoorden of voornaamwoorden op elkaar zouden volgen. Vergelijk bijv.:

(17a) de de stad onveilig makende rovers   <<twijfelachtig>>
(17b) de rovers, die de stad onveilig maken/maakten, (...)
(18a) het het moeilijkst te onderhouden gebouw   <<twijfelachtig>>
(18b) het gebouw dat het moeilijkst te onderhouden is, (...)
(19a) zijn zijn zaken verwaarlozende broer   <<twijfelachtig>>
(19b) zijn broer, die zijn zaken verwaarloost, (...)

De (b) -varianten verdienen duidelijk de voorkeur boven de constructies in (a). Bij een opeenvolging van de of het en een overtreffende trap met het (bijv. het moeilijkst), kan men ook dit laatste het weglaten. Vergelijk met (18a):

(18c) het moeilijkst te onderhouden gebouw
(20) de (het) moeilijkst te beklimmen berg

De onderlinge volgorde van de geïncorporeerde zinsdelen is in principe dezelfde als die in een volledige zin (zie ), zij het dat ze wel altijd aan het gezegde (het adjectief, het deelwoord, enz.) voorafgaan.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina