|
[1]
Het eerste subtype vormen samenstellingen waarvan het eerste lid
vergelijkbaar is met een gezegde bij het tweede lid. Meestal is dit
gezegde naamwoordelijk. Bijvoorbeeld
frisdrank is 'een drank die verfrissend is'. Andere voorbeelden
zijn:
blijspel,
dundoek,
edelman,
grootvorst,
hoogoven,
ruwbouw,
schoonschrift,
smalspoor,
sneltrein,
(bedden)speciaalzaak,
totaalindruk,
volmacht,
witlof,
zuurdeeg,
zuurkool.
Ook comparatieven van adjectieven kunnen soms als eerste lid van dit
subtype samenstellingen optreden:
lagerhuis,
hogerhuis.
Bovendien ook de woorden meer en minder:
meerwaarde,
meeropbrengst,
minderbroeder.
Soms is het eerste lid te omschrijven door een werkwoordelijk gezegde,
bijv.
vrijbrief ' brief die de vrije hand geeft'.
Heel wat van de op deze manier gevormde samenstellingen zijn algemeen
gebruikelijk. Vaak treedt er betekenisdifferentiatie op ten opzichte van
ermee corresponderende naamwoordelijke constituenten. Zo hoeven
kleinkinderen helemaal geen kleine kinderen te
zijn en is
(een) grootvader niet hetzelfde als een grote
vader. Andere voorbeelden zijn
oudoom,
oudtante (vergelijk echter
). Soms betreft het specifiek technische termen of begrippen, zoals
hoogspanning,
laagbouw,
nieuwbouw (ook in complexere samenstellingen:
nieuwbouwwoning,
nieuwbouwprijs),
smalfilm,
zwakstroom
. Bepaalde woorden, veelal nieuwvormingen, worden echter
niet door alle taalgebruikers even acceptabel geacht
. Het gebruik ervan kan ook
geografisch
variëren, waarbij zich verschillen kunnen voordoen per woord of combinatie.
Vergelijk bijv.
dubbel-cd,
grootwinkelbedrijf (overigens met klemtoon op het eerste deel van
het tweede lid),
kleinkunst,
langspeelfilm,
speciaalreiniger
.
Een aparte, eveneens productieve, groep vormen de samenstellingen met de
onverbuigbare adjectieven linker- en
rechter- (vergelijk echter ook
). Dergelijke samenstellingen worden vooral veel gebruikt ter
aanduiding van lichaamsdelen en van (delen van) kledingstukken.
Voorbeelden van met linker- en rechter-
samengestelde substantieven zijn:
linkerarm,
linkerbovenhoek,
linkerdeur,
linkerflank,
linkerkoplamp,
linkermouw,
linkeroog,
linkerpedaal,
linkerschoen;
rechterbeen,
rechterbladzij,
rechterhelft,
rechternier,
rechteroever,
rechterpijp (van een broek),
rechtervleugel,
rechtervoorpoot.
[2]
Een bijzonder type is de possessieve
samenstelling. Zulke samenstellingen hebben de betekenis 'iemand
(of iets) die (dat) datgene bezit wat in de samenstelling genoemd wordt'.
Vooral benamingen naar lichaamsdelen komen veel voor, bijv.
een dikbuik is 'iemand die een dikke buik heeft'. Andere
voorbeelden zijn:
blauwhelm,
bleekgezicht,
bleekneus,
grijskop,
heethoofd,
kaalkop,
kromhals,
roodhuid,
wijsneus,
witkiel,
zwartrok.
Ook diernamen kunnen op die manier gevormd worden, bijv.
kwikstaart,
langoor, zij het dat heel wat van deze formaties ter aanduiding van
dieren uitsluitend als eerste lid van een grotere samenstelling voorkomen,
bijv.:
bontbekplevier,
kortsnavelboomkruiper,
langpootmug,
roodbuikpadje,
ruigpootbuizerd,
spitssnuitadder.
Opmerking
|
In een aantal gevallen heeft de possessieve samenstelling een ander
genus dan het oorspronkelijke substantief: vergelijk bijv.
de halfbloed met
het bloed of
de langoor met
het oor. Zie verder
.
|
|
|