Verbogen adjectief + substantief
 
[ 12·3·2·4·ii ]
 
Het woordaccent ligt bij samenstellingen van dit niet-productieve eerste type meestal op het tweede lid (dit is een uitzondering op de algemene regel ). Voorbeelden:

hogeschóól, jongehéér, oudejáár, plattelánd, rodekóól, vastelánd.

Een enkele keer ligt dit accent op het adjectief:

blíndeman, wíttebrood.

Een andere keer is het wisselend:

hógepriester/hogepríester.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina